Dagboek deel III: De archeologie van Oslo

kaartHoewel de Palestijnen de Oslo-akkoorden waarin hun autonomie werd beloofd, als mislukt beschouwen, zijn de sporen ervan overal aanwezig. De West Bank werd in 1994 daarbij ingedeeld in zone A-gebieden (de grote Palestijnse steden) met volledig administratief en veiligheidsbestuur, zone B, gemengd bestuur waarbij Israel verantwoordelijk is voor de veiligheid en zone C, waarin Palestijnen wonen geheel onder Israelisch bestuur. Vanuit de taxi op de hoofdweg van Jeruzalem naar Ramallah die nu in tweeen is gedeeld door de muur, passeren we de drie zones op ongeveer 15 kilometer. We gaan op zoek naar de resten van Oslo.

Palestijns Beit Hanina, waar we vertrekken, noordelijk Jeruzalem, is volledig Israelische bezet gebied: de Israeli’s hebben de tram er aangelegd, er zijn hier en daar aangelegde borders met gras. Israel beschouwt dit deel van Jeruzalem als haar eigendom, hoewel het volgens internationaal recht bezet Jeruzalem is. Het maakte geen deel uit van de Oslo-akkoorden; er moet nog over beslist worden als mogelijk deel van de Palestijnse toekomstige hoofdstad Jeruzalem.

Even verderop passeren we rechts al Ram, dat vroeger op 20 minuten rijden van het centrum van Jeruzalem lag, maar nu verscholen is achter de muur, gebouwd na Oslo. Het is zone B, Israel wil de stad met veel Palestijnen niet bij Jeruzalem trekken, omdat dat de joodse meerderheid van deze stad zou bedreigen. Ook wil het land er geen geld in infrastructuur steken, elektriciteit, watervoorzieningen, vuilnisophaaldiensten haperen alle. Toch wil Israel er wel de baas blijven. Sinds het uitbreken van de Gaza-oorlog zijn hier elke vrijdag gevechten tussen jongeren zonder toekomst en de Israelische soldaten.

Dan volgt de grote grensovergang tussen Jeruzalem en de West Bank, Qalandia, het vluchtelingkamp, er wonen vluchtelingen en hun nazaten uit Ludda, Ramle (verdreven in 1948). De muur met de enorme – door molotovcocktails en brandende autobanden – zwartgeblakerde uitkijkpost sluit het kamp uit van toegang naar Jeruzalem. De ene helft (dat grenst aan het vliegveld) is zone A, de andere is B. Snappe wie het snappe. De weg zit vol met gaten, de muren van het kamp zijn beschilderd met oorlogstaferelen van stervende vrouwen en kinderen, van heldhaftige strijders. Een meterslang stripverhaal in bruingeel. Een boodschap aan het Israelische leger en een eerbetoon aan het verzet. De Verenigde Naties hebben hier scholen neergezet, blauwwit geverfd, met de vlag van de UN Relief and Works Agency (UNRWA) in top.

Nog iets noordelijker volgt de wijk Kfar Aqab, die dan weer wordt beschouwd als deel van Israelisch Groter Jeruzalem, het ligt dichtbij joodse nederzettingen. Het is ongelofelijk dichtbevolkt, omdat Palestijnen met Israelische identiteitskaarten als ze hier wonen hun rechten behouden om in Jeruzalem te komen. De West Bank Palestijnen mogen hun stad al jaren niet meer in. Ik zie dat er in een paar jaar tijd enorme veellaagse woonblokken zijn bijgekomen. Het verkeer komt hier volledig tot stilstand. De straat is nog smeriger en ongereguleerder dan eerst. Er zijn geen stoepen, zebrapaden of stoplichten.

Als we uiteindelijk weer rijden komen we in de buitenwijk van Ramallah, el Bireh, met brede statige straten, oleanders en palmbomen langs de weg, moderne kantoorgebouwen met veel glas. We zijn aangekomen in zone A: volledig autonoom Palestijns gebied. Het is ook de pseudo-hoofdstad van de Palestijnen (in afwachting van de toekomstige hoofdstad Oost-Jeruzalem), alle ministeries zitten hier en het is duidelijk dat de Palestijnse Autoriteit goed voor zichzelf zorgt.

De sfeer in Ramallah is vergeleken met bezet Jeruzalem een verademing: bruisend, vrolijk. Palestijen voelen zich hier onder ons. Maar mijn Nederlandse vriendin J. die we hier bezoeken, vertelt dat Israelische patrouilles hier ‘s nachts gewoon de stad in rijden en arrestaties verrichten. Zone A of niet.

Ze werkt bij de Bir Zeit Universiteit en doet onderzoek naar Palestijnen die te maken hebben met verlies en trauma’s, door oorlog, ongelukken, handicaps (aangeboren of toegebracht) en hoe zij het beste geholpen kunnen worden. Met haar kennis van het getraumatiseerde Palestijnse volk wordt ze ook elders uitgenodigd in het Midden-Oosten. ‘Westerse specialisten die meehelpen met dergelijke projecten adviseren therapieen van psychologische hulp. Maar wat wij hebben gevonden is dat je mensen zoveel mogelijk zelf in staat moet stellen hun eigen oplossingen te vinden. We proberen hen met lotgenoten in contact te brengen, zodat ze elkaar kunnen helpen, dat haalt hen ook uit hun isolement. De belangrijkste conclusie van ons onderzoek is dat, ook al hebben al die mensen allemaal verschillende trauma’s, hun leven weer zin krijgt als ze zelf anderen kunnen helpen.’

We laten de politiek even voor wat het is en graven verder dan de hedendaagse archeologie. Haar huis kijkt uit op vallei met oude olijfbomen die groeien in typische terrasbouw: Palestijnse boeren hebben vroeger alle stenen verzameld, aan de kant gelegd en de hellingen geegaliseerd. Toen ik hier voor het laatst was, zeker vijftien jaar geleden, was het gebied maagdelijk. Maar nu is het voor een deel bebouwd met Palestijnse huizen die oprukken. We lopen de vallei in en gaan op fossielenjacht: ooit moet hier een rivierbedding hebben gelopen en de mensen in de buurt zoeken vaak.

Het duurt niet lang voordat we een grote en hele gave kleine vinden, waar ik de koning te rijk mee ben. Even is de bezetting ver weg. Maar hoe lang zal het duren voordat ook dit prachtige landschap volgebouwd zal zijn?

teerey