Hoe zou ze dit gaan klaren dacht ik bij de aankondiging van Anja Meulenbelts boek ‘Brood en Rozen. Over klasse en identiteit‘ waarin ze de verenigbaarheid behandelt van ‘identiteitspolitiek’ onder de linkse paraplu die is ingesteld op klassenstrijd. Nee, het werd geen theoretische en zwaar abstracte verhandeling, dit boek, mede omdat het gelardeerd is met anekdotes en praktijkvoorbeelden.
Hoe ze zich verzette tegen de leiding van de gaypride die haar in het ‘biblok’ wilde plaatsen en zij natuurlijk niet van de hokjesgeest was; hoe ze besmuikt beschrijft dat ze als jonge activiste met twee andere goed willende witten de leiding nam om de achterstelling van zwarten in de VS aan de kaak stellen, totdat ze daarop werd aangesproken door een gekleurde man; hoe ze zich bij het schrijven afvroeg of ze niet een wespennest aan het formeren was in plaats van een boek, omdat ze tegen vele schenen aan schopt.
Maar goed, een prettig geschreven boek dus, bij een lastig onderwerp, waar ik ook mee worstel: heeft links niet aan kracht ingeboet doordat het versnipperd is geraakt vanwege alle belangengroepen die aandacht willen voor lgbt’ers, zwarten, gekleurden, vrouwen, migranten, zzp ‘s, het klimaat, een lijst die vast as we speak zal zijn uitgedijd? Eigen belangengroep eerst? En dat juist tegen de achtergrond van het verlies aan stemmen bij traditioneel links en vakbonden die vooral de rechten van de werkende klasse bekampen. Kan links nog wel invloed hebben in het politieke spectrum van opkomend rechts en extreem-rechts?
Meulenbelt spaart kool noch geit. Ze schetst helder de weerzin in het kamp van ‘oud’ links dat vindt dat klassenstrijd voor alles gaat en meent dat alleen de marxistische heilstaat alle verschillen daarna kan uitbannen. Dat dit vooral een premisse is van werkende, witte, oudere manen en dat geslaagde revoluties vaak de dood in de pot zijn voor ontluikende vrouwenrechten en gelijkwaardigheid. Maar ze kritiseert ook de vele emancipatiebewegingen die zonder samenwerking nooit een vuist kunnen maken en pleit daarom voor bondgenootschappen.
Daarbij is wel van belang dat de groepen zelf degenen die achtergesteld zijn het voortouw laten nemen (zie het voorbeeld hierboven :-)), omdat zij zich anders nog niet gehoord voelen. Handig is daarbij haar beschrijving van praktische voorwaarden voor inclusie voor iedereen: (sociaal-economische) herverdeling, (culturele) erkenning en (politieke) vertegenwoordiging.
Een relevant boek in tijden waarin de ideologie van de ‘regenboogcoalities’ langzaam overal begint op te komen, als alternatief voor traditioneel links, zoals de Canadese premier Trudeau voorstaat en de ‘Squad’ in de VS laten zien als tegenwicht tegen de stroming van uitsluiting en dominantie van de witte heersende, mannelijke klasse. Meulenbelt kent zowel de linkse als de activistische politiek van binnenuit en dat maakt haar boek extra waardevol door de ervaringen die ze deelt over waar samenwerking tot nu toe niet goed werkte. Het biedt hoop op een nieuwe, gezamenlijk gedragen visie voor een inclusieve maatschappij. We hebben behoefte aan een nieuw narratief dat ons inspireert en helpt ons in te zetten om deze bijzondere plek in het heelal een betere te maken voor alle bewoners.