Dienstweigeraars ‘Politionele Acties’ moeten snel eerherstel krijgen

indieweigeraarsSamen met Jeffry Pondaag, voorzitter Stichting Comité Nederlandse Ereschulden

(Gepubliceerd in Trouw, 5 december)

De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot zei in 2005, doelend op ons koloniale verleden in Indonesië en de zogeheten Politionele Acties, dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Het was een verhullende manier van kritiek uiten op de bloedige oorlog die Nederland begon en aan ongeveer 200.000 Indonesiërs het leven kostte en waaraan 200.000 Nederlandse militairen meededen tussen de jaren 1946 en 1949. Het is dan ook wrang te moeten constateren dat de mannen die wel ‘aan de goede kant’ van de geschiedenis stonden, de dienstweigeraars, nog steeds moeten wachten op eerherstel en genoegdoening.

De laatste jaren zijn steeds meer zaken aan de orde gekomen uit ons koloniale erfenis die rectificatie vereisen, vorige maand nog naar aanleiding van mogelijke executies van Molukkers die betrokken waren bij de treinkapingen. Eerder zijn schadevergoedingen geëist door de weduwen en kinderen van geëxecuteerden tijdens die koloniale oorlog. Nederland opereert uitermate traag in het verwerken van haar verleden. Een andere kwestie die nog steeds open ligt is die van de dienstweigeraars van die oorlog. De Tweede Kamer beloofde eerder al dat naar hun verzoek om eerherstel gekeken zou worden, maar er is nog niets gebeurd en de mannen, boven de tachtig jaar, hebben haast. Een van hen is intussen al overleden. De Hoge Raad oordeelde vorig jaar dat de zaak politiek opgelost moet worden. Het is duidelijk dat de bal in de Tweede Kamer ligt. Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder, en er is nog niets gebeurd.

Er waren naar schatting 3000-6000 dienstweigeraars die zich niet in wilden laten met de koloniale oorlog die Nederland begon tegen het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945. Het eerste deel van die oorlog begon in 1947 en had als bijnaam Operatie Product, omdat het doel was onze economische belangen veilig te stellen. De tweede fase was zo mogelijk nog veel agressiever omdat het doel was orde te herstellen en de Republiek Indonesia om ver te werpen. Nederland stond in meerderheid achter de acties en schonk weinig aandacht aan de veroordelingen in de Verenigde Naties.

De dienstweigeraars en hun gezinnen werden sterk onder druk gezet door de politie en leger, er werd jacht op hen gemaakt als ze ondergedoken zaten en de regering deed er alles aan om de kwestie van dienstweigeren uit de publiciteit te houden. Het merendeel van hen ging uiteindelijk toch. De dienstweigeraars zaten lange gevangenisstraffen uit, tot soms zeven jaar, met dwangarbeid en in cellen samen met NSB-ers en zware criminelen. Na vrijlating werden ze door de samenleving met de nek aangekeken, konden vaak geen werk vinden en hadden geen recht op bijstand. Ook mochten zij lang niet stemmen. Tot op de dag van vandaag zijn de mannen woedend over de vernederende behandeling van de staat en sommigen weigeren zelfs te gaan stemmen.

Wrang is dan ook te bedenken dat in 1971 premier Piet de Jong na de conclusies uit de Excessennota over militairen die oorlogsmisdaden begingen in de periode 1947 tot 1949, besloot dat dezen niet vervolgd zouden worden. Het woord oorlogsmisdaad werd geschrapt en vervangen door het eufemistische ‘excessen’. De veteranen die zich te buiten gingen aan ernstige mensenrechtenschendingen, zoals zij zelf de laatste jaren steeds vaker in de media vertellen, gaan vrijuit. Voor de mannen aan de goede kant van de geschiedenis gold deze amnestie dus niet. Als er niets verandert, worden zij voor altijd beschouwd als landverraders en deserteurs.

Wij vinden het een groot falen van de vertegenwoordigers in de Tweede Kamer dat zij nog steeds niet in staat zijn gebleken deze mensen, wier ethische principes de tijd ver vooruit waren, tegemoet te komen. De eer van de veteranen werd snel na het verschijnen van de excessennota gered, maar de naam van dienstweigeraars is na 68 jaar nog steeds niet gezuiverd. Dat veroorzaakt onnodig leed bij deze mannen en eerherstel is daarom op zijn plaats en dient zo snel mogelijk plaats te vinden. Het is de hoogste tijd om de fouten van onze fouten te herstellen.