(gepubliceerd in de Volkskrant 31 oktober 2024)
In de grootse roman Het lot van de familie Meijer van Charles Lewinsky laat de schrijver zien hoe het uitbannen van groepen in een samenleving niet van de ene dag op de andere tot stand komt. Lewinsky beschrijft de lotgevallen van een joodse familie in Zwitserland, die het steeds harder te verduren krijgt door antisemitisme. Al in 1893 houdt een kanton een plebisciet om een einde te maken aan ritueel slachten: “dat het hart van het staatsbestel raakt. Het gaat niet alleen om het pro en contra van een verdovingsplicht vóór het laten doodbloeden van dieren, nee, dat is slechts de uiterlijke aanleiding. Wij worden allen opgeroepen om een veel principiëler vraag te beantwoorden. Mogen er in ons land, mogen er in een staat waar de wet een voor iedereen worden gemaakt, privileges bestaan voor éen kleine groep?’ Nee! Klinkt het dan als uit een mond uit de zaal. En zo wordt de joodse ‘sjechter’ Pinchas Pomeranz brodeloos. Daarna volgen de antisemitische maatregelen elkaar op: tegen jongensbesnijdenis, uitsluiten van bepaalde beroepen, en helemaal niet meer mogen werken.
In ons land kunnen we nu bij een aantal mechanismen alweer vinkjes zetten. Zij het nu tegen moslims en migranten: met campagnes tegen ritueel slachten, besnijdenis, discriminatie op de arbeids- en woningmarkt (Dutch only) en met aanslagen tegen gebedshuizen en opvangcentra. Met als voorlopig sluitstuk dat binnenkort statushouders na 3 jaar uit hun woning en hun werk worden gehaald en het land uitgezet.
Groepen staan tegenover elkaar, het discours is totaal gepolariseerd. Misschien is dat de reden waarom vertegenwoordigers van het ‘midden’ ineens opstaan en zich tegen de ‘flanken’ keren. Filosofe Stine schreef een pamflet voor een seculier middenveld, dat zich keert tegen extreme geloofsovertuigingen: christelijke gesteund door rechts en islamitisch gesteund door links. Natascha van Weezel hield een pleidooi voor het ‘radicale midden’, om zo pro-Palestijnse en pro-Israëlische animositeit te kanaliseren voordat iedereen elkaar de keel doorbijt. Koloniaal historicus Martin Bossenbroek werd door haar geïnspireerd en wil een einde te maken aan verhitte discussies met nazaten van slavernijverleden.
Zij houden alle drie een op het eerste gezicht neutraal pleidooi voor een gulden redelijke middenweg. Diverse wetenschappers die de opkomst van populisme en fascisme onderzochten, onderstrepen dan ook het belang van een sterke middengroep voor maatschappelijke stabiliteit. Historicus Robert Paxton schreef in zijn standaardwerk The anatomy of fascism, dat opkomende fascistische bewegingen in Europa na 1918 machtsfactor werden als mensen een grote crisis ervoeren, als links had geregeerd en geen goede resultaten boekte en als een liberale middenklasse geen stand meer kon houden tegen de gevoelens van wrok van het volk.
Economische crises, de komst van migranten dankzij de grote stoomschepen die na 1880 intrede hadden gedaan, zorgden ervoor dat er zondebokken werden aangewezen die een homogene, niet pluriforme samenleving zouden ondermijnen. Paxton: ‘Extreemrechts en fascistische groepen begonnen met het mobiliseren van de massa in dat vacuüm en verzetten zich steeds meer tegen minderheden en linkse partijen.’ Hij waarschuwt: ‘Fascisten zijn dichtbij de macht als conservatieven met het lenen van hun technieken, een beroep doen op hun ‘mobiliserende passies’, en gaan samenwerken met de fascistische aanhang en het discours en ideologie van extreemrechts overnemen’. Erg actueel.
Met die herkenning zou je op een weerbaar middenveld hopen dat zich tot hoofddoel stelt de democratische rechtsstaat en zijn wetten te ondersteunen. Dat het opkomt voor minderheden die onder vuur liggen, of dat nu mensen met een andere religie, kleur, of geloof zijn. Dat er alles aan doet om het idee dat riekt naar een uniform volk te bestrijden.
En hier zit nu het gevaar van wat de bovengenoemde schrijvers nastreven. Ze versterken niet pluriformiteit op basis van grondrechten vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Integendeel, zij doen geen enkele poging de nieuwe minderheden te beschermen: de nazaten van slaafgemaakten, moslims, vluchtelingen uit het Midden-Oosten en migranten. Het doel is behoud van de macht en onze dominante waarden niet ter discussie te stellen. Jensen wijst vooral op extremen van andere godsdiensten, terwijl ook orthodoxie behoort tot vrijheid van geweten en godsdienstuiting. Een gedachtenpolitie staat haaks op liberaal gedachtengoed. Ze verheft bovendien haar atheïstische meerderheid tot norm. Dat Bossenbroek meent tot ‘het middenveld’ te horen is onbegrijpelijk: hij wil helemaal niet meer praten over belast verleden en sluit zich zo direct aan bij de rechterflank. Van Weezel wil evenmin machtsdeling: haar quasi neutrale pleidooi voor dialoog als einddoel pakt wel gemakkelijk uit in het voordeel van Israël en het westen omdat het geen verandering nastreeft, maar behoud van de status quo. Pech voor internationaal recht en Palestijnen. Nationaal belang voor universalisme. En dat terwijl recht juist geen flank is, maar een fundament van onze rechtsstaat. En zo geven ze extreemrechts een kontje.
Het hier geschetste zelfgenoegzame middenveld is een frame dat mensen gebruiken om hun denken normstellend te maken. Een robuust middenveld is harder nodig dan ooit, maar laat vertegenwoordigers dan over hun eigenbelang heen stappen en met lef nieuwe Nederlandse minderheden omarmen. Tolerantie is juist dat waarderen wat jou niet eigen is. Het zou ook moeten leiden tot zelfreflectie. In onze over geïndividualiseerde westen waarin alles draait om vrijheid, is gemakshalve gelijkheid en broederschap vergeten. Dat nieuwe Nederlanders anders denken over een collectief (idee) waarvoor ze zich soms graag opofferen, moet gerespecteerd worden. Het werkelijke gevaar schuilt niet in de minderheden, maar in oprukkend extreemrechts. Tolerantie was ooit een ethische kracht waar niet als een zwakte op werd neergekeken, schreef de antizionistische, pro Europese joodse schrijver Stefan Zweig in De Wereld van Gisteren.