Juist in belang Indiëgangers moet Nederland excuses aanbieden voor Indisch verleden

 

(gepubliceerd in de Volkskrant, 28 juli 2015)

Historicus Loe de Jong stelde dat we lessen hadden getrokken uit de Tweede Wereldoorlog, het waren ‘normenstellende herinneringen’. Maar voor ons verleden in Indië geldt dat niet, want daarvan zitten vele herinneringen nog diep weggestopt in schoenendozen. Gelukkig wordt de roep van de derde generatie Indiëgangers, gesteund door wetenschappers, journalisten en juristen om de zwarte bladzijden te lezen, ook van deze geschiedenis, steeds luider. Het wordt tijd dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt, een Waarheidscommissie samenstelt en excuses maakt over het koloniale verleden.

Ik ben kind van een kampkind en kleinkind van een koloniaal. Mijn vader overleefde de Japanse kamptijd en de Bersiap. Mijn grootvader, die inspecteur van politie was in Indië, stierf in het kamp. Aan wie moet ik loyaal zijn? Natuurlijk aan mijn vader die als kind 3,5 jaar lang gevangen was in een kamp door de Japanse bezettende macht. Maar hoe moet ik dan empathie opbrengen voor mijn grootvader die deel uitmaakte van een regime dat ook een ander volk uitbuitte en de grondstoffen roofde? Een antwoord daarop vind ik niet in lessen die geleerd hadden moeten worden van onze koloniale geschiedenis, want hierop bestaat geen collectieve visie.

Ik heb daarom zelf onderzoek gedaan de rol en het gedachtegoed van mijn grootvader en zijn gezin in Nederlands Indië, een petite histoire als illustratie voor het Nederlands-Indische geschiedenis. Als kampslachtoffers bracht het gezin verhalen over internering, uithongering en moord door de Japanners mee naar Nederland. Als Bersiap-overlevenden kleurden zij onze kijk op de Indonesische vrijheidsstrijders door hun getuigenissen over de periode waarin deze jongeren verzwakte Nederlandse vrouwen en kinderen aanvielen in de kampen. Samen met de veteranen van de Politionele Acties en hun zwijgen over oorlogsmisdaden, bepaalden zij het debat en creëerden een tunnelvisie op de historische erfenis.

Kaders

De Nederlandse staat nam rond 1800 de inboedel Nederlands Indië over van de agressieve multinational met eigen leger en vloot, de VOC, die door wanbeheer en corruptie failliet was gegaan. Een onderneming die overigens al twee eeuwen van harte was gesteund door het moederland; zo werd ons land een economisch project in gerommeld, waarbij ons land ook vond dat het superieur was.

Kolonisten als mijn grootvader opereerden binnen de kaders die de overheid er stelde. Hij moest de orde bewaren samen met 1500 andere inspecteurs in een archipel van 60 miljoen mensen. Deze witte piramide steunde op een ‘inlands’ corps van rond de 35.000 agenten.

Mijn grootvader maakte deel uit van een nieuwe wendbare politie-eenheid, de veldpolitie, die er speciaal op was gericht nationalistische opstanden zo snel mogelijk te signaleren en de kop in te drukken. En hij maakte gebruik van economisch afhankelijke Indonesische agenten, die in armzalige toestand met hun eigen gezinnen op het kazerneterrein woonden (waar ook mijn grootvader zijn villa had).

Wetenschap, journalistiek en rechtspraak

Mijn grootouders vertegenwoordigden standpunten waarvoor ik mij nu schaam. Er is een groeiende behoefte van de derde generatie Indiëgangers aan reflectie op ons aandeel in de geschiedenis van Indonesië. Zij worden allereerst gesteund door verscheidene journalisten die veteranen opgespoord hebben, die, gekweld door een slecht geweten over oorlogsmisdaden begaan tijdens de Politionele Acties, nu bekentenissen afleggen.

Daarmee samen hangt de roep om een groot nationaal historisch onderzoek van onder meer het NIOD. Dit zou ook moeten uitmonden in een betere beschrijving in de schoolboekjes van onze eigen geschiedenis. In enkele alinea’s over de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in 1945 kunnen scholieren nu nog lezen dat die werd uitgeroepen door de met de Japanners collaborerende Hatta en Sukarno. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat de Nederlands-Indische politie zelf op bevel van het gouvernement enkele maanden onder het Japanse regime doorwerkte.

Ook juridisch wordt de aanval ingezet tegen verjaring van oorlogsmisdaden: het Comité Nederlandse Ereschulden en advocatie Liesbeth Zegveld wonnen tijd drie rechtszaken tegen de Nederlandse Staat en kregen schadevergoeding toegezegd voor nabestaanden van door Nederlandse soldaten standrechtelijk geëxecuteerden.

Al deze groepen zullen er op blijven wijzen dat Indië een open wond is, totdat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt. Een volmondige erkenning door onze regering van onze verwerpelijke rol als koloniale macht in Indonesië en excuses, zouden een eerste stap moeten zijn. Verder zou er internationaal (onafhankelijk) onderzoek moeten plaatsvinden naar oorlogsmisdaden in een Waarheidscommissie, naar voorbeeld van Zuid-Afrika.

Toen ik met mijn vader in Jakarta het graf van mijn grootvader bezocht op de erebegraafplaats Menteng Pulu en al die strikt symmetrische rijen houten kruizen zag, begreep ik ineens dat er geen paradox bestond tussen deze zachtmoedige man en zijn deelname aan een bezettende macht. Hier begreep ik pas dat het uitvoeren van zijn functie voor hem gewoon plichtsbesef was en dat zijn handelingen waren bepaald door die overheid. Het is daarom juist ook van belang voor de nabestaanden en de veteranen dat de premier, en daarna de koning, verklaren dat ons project overzee fout was en dat de honderdduizenden kolonisten slechts trouwe onderdanen waren. Op die manier kan ik weer respect en compassie voor mijn grootvader opbrengen. Nu, 70 jaar na de onafhankelijkheid is het de hoogste tijd om ook onze Indische lessen te leren en onze normen te stellen.