Nog te nemen hobbels in onderzoek naar oorlogsmisdaden Indie

Wat een goed besluit van het kabinet, vooral van minister Koenders – voor hem nam ik mijn hoed af als ik er een had – om dan, 71 jaar na de Onafhankelijkheidsverklaring van Indonesie, een historisch onderzoek in te stellen naar onze oorlogsmisdaden. Ik ga niet kniezen over laat dan nooit en jammer dat het vorig jaar niet had gekund, bij gelegenheid van de viering van het zevende lustrum van die verklaring. Nee, ik hoop echt dat nu er eindelijk een extra aantal hoofdstukken in onze geschiedenisboeken wordt bijgeschreven over Nederlands Indie, de kolonie die we 350 jaar onder de knoet hielden. En vooral over de dekolonisatie, over de oorlog die wij begonnen en waarbij historici nu zeggen, het geweld structureel was.

De veteranen zijn in het besluit gekend en hebben zich nu ook neergelegd bij het onderzoek, mits zij hierbij ‘nauw betrokken worden’ en mits het ‘objectief’ zal zijn. Het is al een hele stap, moedig ook, en een die getuigt van voortschrijdend inzicht. Maar ik krijg een unheimisch gevoel bij het begrip objectiviteit. Wat betekent dat? Houdt dat in dat wat zij inbrengen per definitie objectief is wat de Indonesiers inbrengen ‘subjectief’?

Ik maak me ook een beetje zorgen over de uitspraak van premier Rutte die bij aankondiging van het onderzoek in een adem stelt niet te willen ‘vinger wijzen’. En tegelijkertijd en bij voorbaat al weet dat de meerderheid van de veteranen niet bij het geweld betrokken is geweest. Niet echt verstandige uitspraken voor een premier, om al conclusies te trekken voordat de feiten boven tafel zijn. Want eh, was dat het onderzoek niet ingesteld omdat we het niet weten? Of, natuurlijk, niet wilden weten? Daarbij, het onderzoek vindt plaats nadat kort na elkaar historici Gert Oostindie en Remy Limpach concludeerden dat er sprake was van structureel geweld. Weet de premier wellicht nu al meer?

Maar goed, genoeg kanttekeningen. Nu is het van belang dat alle groepen zoveel mogelijk samenwerken, eindelijk de verbale wapens neerleggen die ervoor zorgden dat de waarheid niet boven kwam, en hun trauma’s en emoties onder controle houden ten dienste van de feiten. Ten dienste van de gezamenlijke geschiedschrijving.

Ik wil nog drie zaken aan de orde stellen die er ook toe zullen bijdragen dat de informatie zo snel mogelijk boven tafel komt:

1) Rutte zei op zijn persconferentie dat we snel moeten handelen gezien de leeftijd van de veteranen. Inderdaad. Jammer alleen dat hij vergat te melden dat dat ook geldt voor de nabestaanden van de door Nederlandse soldaten omgebrachte Indonesiers. En ik mag hopen dat degenen die het onderzoek gaan uitvoeren, ook die groep nabestaanden zullen spreken. Gezien ook hun leeftijd, ja. Het gaat hier niet alleen om ooggetuigen, maar om belangrijke oral history bronnen. Daarvoor zou het goed zijn als de historici samenwerken met Jeffry Pondaag van het Nederlandse Comite Ereschulden, die die slachtoffers helpt en diens advocate Liesbeth Zegveld.

2) Laat de regering zo snel mogelijk de archieven toegankelijk maken van geclassificeerde informatie die pas openbaar zouden worden in 2028, en wel voor iedereen. Die beperking heeft mij in ieder geval gehinderd in het vinden van de juiste documenten.

3) Stel in het team van onderzoekers ook een buitenlandse historicus aan, die niet afkomstig is uit NL of Indonesie, om die broodnodige objectiviteit te garanderen.

Een aantal hobbels is dus nog te nemen, maar het bijschrijven van de gebeurtenissen in Indonesie in de annalen zal eindelijk leiden tot het nemen van onze verantwoordelijkheid voor de begane oorlogsmisdaden in Nederlands Indie. Wij volgen het verloop van het onderzoek op de voet. Het zal niet gebeuren dat er weer een ‘Excessennota’ verschijnt om in een doofpot te verdwijnen.