(Gepubliceerd in de Kanttekening 22 september 2021)
Geachte prof. Emmer,
Voor mijn onderzoek naar de familiegeschiedenis van een slaafgemaakte Afrikaan in Suriname, bestudeerde ik onlangs uw boek ‘De Geschiedenis van de Nederlandse Slavenhandel’. Een standaardwerk dat mij een helder overzicht bood in de materie en ook nog leest als een trein.
Nu heeft u in recentelijk twee producten geleverd waarover ik mij zeer heb verbaasd. Eerst verscheen het boekje ‘De Geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop’ en vervolgens een video met uw optreden waarin u stelt dat slaafgemaakten brandmerken niet zo erg vonden. Op dat laatste kom ik zo terug.
Uw nieuwe uit 150 bladzijden bestaand boekwerk wil, ondanks de beknoptheid, erg veel. Ik kocht het omdat ik de chronologie van de slavernij overzichtelijk bij de hand zou hebben. De titel wijst daarop. Maar de achterflap stelt ook dat het een ‘analyse wil geven van de slavernij in de Europese koloniën in Noord- en Zuid-Amerika en Zuid-Afrika’. En dat allemaal in een werk dat voor een derde ook nog commentaar geeft op het slavernijdebat.
In interviews zegt u dat u het als uw opdracht ziet om die slavernijgeschiedenis ‘in perspectief te plaatsen’, ‘daarin de nuance aan te brengen’, u zich wilt opstellen tegen ‘activistische’ omgang met die geschiedenis en dat u zich ook afzet tegen ‘politieke correctheid’ daaromtrent. De Nederlandse rol in de slavernij was niet uitzonderlijk is uw stelling. En daarvoor hoeven geen excuses te worden gemaakt. Eerlijk gezegd vraag ik me af of een historicus zich niet gewoon bij zijn leest moet houden: feiten verzamelen en deze met alle checks & balances van bronnenmateriaal en literatuur weergeven.
U bent op missie gegaan.
Laten we dan inhoudelijk naar het recente boekje kijken. Wat allereerst opvalt is dat u geen notenapparaat gebruikt. Wel per hoofdstuk een zeer summiere literatuuropgave (in het handboek was deze uitgebreid), waarin u onder meer naar eigen werk verwijst. Daarom bezigt u onwetenschappelijke vaagheden als ‘vaak’ en ‘meestal’ en ‘veel’ of ‘weinig’ zonder onderbouwing.
In het laatste deel van het boek wast u Het Rijksmuseum, historicus Karwan Fatah-Black, de NOS, het Mauritshuis en het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis de oren. U concludeert dat zij allemaal Nederland een schuldgevoel aan willen praten over de slavernij, beschuldigt hen van manipulatie en die verdomde moderne politieke correctheid. Waarom zien ze potverdikkie niet dat slavernij gewoon was in de wereld, verleden en heden, dat Nederland zeker niet de grootste speler was en er veel minder aan verdiende dan mensen aannemen?
Maar u kent ook de literatuur waaruit blijkt dat door de slaveneeuwen heen historici en waarnemers al de Hollandse houdgreep op slaafgemaakten als zeer gewelddadig hebben betiteld. Stedman, Teenstra, Wolbers, Kals beschreven allemaal foltering, gebrekkig voedsel, uitbuiting, oversterfte. Een gedegen en genuanceerd, in perspectief plaatsend en niet politiek correct historicus als Rudolf van Lier die de geschiedenis van de slavernij in Samenleving in een Grensgebied (1949, ik las de versie van 1979) onderbouwt met cijfers, getuigenissen, gouvernementsdocumenten, schrijft dat de behandeling van Surinaamse slaafgemaakten twee eeuwenlang ‘mensonterend was’ (p. 101). En extreem in vergelijking met andere landen (p. 97 ev.).
Opvallend is dat u niet naar hun werk verwijst, wat uw boek eenzijdig maakt. Terwijl u juist uw hedendaagse tegenstanders afschildert als verkokerd en partijdig, hoewel zij zich baseren op historische bronnen zoals geschiedkundigen dat betaamt.
Dit boekje is activistisch en een pamflet, dat niets met wetenschap te maken heeft, ook al pretendeert u dat uw meningen feiten zijn. Het is precies wat u uw tegenstanders verwijt: een gedateerde mening proberen te onderbouwen op basis van quasiwetenschappelijke objectiviteit. Uw standpunt is ook niet nieuw. Het is lang gangbaar geweest. Het is door de eeuwen heen naar voren gebracht door historici, politici, planters en hun nazaten die geen kritiek duldden op Hollands nationalisme. En u vindt daarom dat de (nationale) excuses onverteerbaar zijn. Helaas voor u zijn er nieuwe historici gekomen met nieuwe inzichten, met nieuwe hulpmiddelen als de slavenregisters, die die conservatieve in hebben gehaald.
Tot slot, staat u mij toe nog even kort in te gaan op het tweede product, uw uitspraak dat slaafgemaakten brandmerken best ok vonden. Dan hoorden ze bij een groep en kregen ze bescherming. Inmiddels verwijst u vagelijk naar ‘informatie van een promovendus’.
Alle historici weten dat er geen enkel representatief onderzoek bestaat naar de gevoelens van slaafgemaakten voor, tijdens en na het brandmerken. Uw uitlating is onwetenschappelijke prietpraat, hooguit een droevige mening, met politieke doelen, een hoogleraar onwaardig. Het is jammer dat u twintig jaar na het verschijnen van uw handboek de wetenschap pretendeert te bedrijven met een kruistocht en op een zeepkist.
Met vriendelijke groet,
Een collega historicus
Geachte mevrouw Bennema, Ik las uw open brief aan prof. Emmer. U kiest voor een staccato-aanpak, een serie los van elkaar staande opmerkingen, die overigens weinig muzikaal zijn. Ik licht dat toe. Na een schijnbaar rustige, ogenschijnlijk wetenschappelijke start, ontbrandt uw scheldpartij. De feiten die prof. Emmer opsomt plaatst u in vraagvorm en suggereert daarmee dat het geen feiten meer zijn. Dat is een doorzichtige taaltruc. Dan citeert u persoonlijke opvattingen van enkele historici die vanuit een hedendaags perspectief het verleden beoordelen, dat mag, maar wetenschap is het niet, ook al suggereert u het tegendeel. Het boekje van prof Emmer, dat ik ken is niet zo zeer eenzijdig als wel een schets van de slavernij in een notendop, het staat voorop het boekje. Opvallend is dat u bij verschil van mening tussen historici het woord ‘verwijt’ gebruikt, dat aangeeft dat is zich kennelijk in een politiek debat waant. Zonder enige onderbouwing hebt u het over ‘een gedateerde mening’ en ‘quasi wetenschappelijke objectiviteit’. Dat levert spanning op met het begin van uw open brief waarin prof. Emmer verwijt niet behoorlijk te onderbouwen, u doet dat zelf niet. En dan het woord ‘Hollands nationalisme’, een met de haren bijgesleept woord, dat niets te maken heeft met hetgeen prof. Emmer schrijft. Bent u ook al aanhanger van degenen die het hebben over Neerlandocentrisch en dat soort onzinnige containerbegrippen? De aanhangers van de kritische rassentheorie lopen er mee weg, voor hen zijn slechts meningen van de correct politieke partij van belang, dus baseren zij zich op perspectieven, dat klinkt wetenschappelijker, die ze zelf uitzoeken. Niet op betrouwbare bronnen, feiten, context en duiding, op basis daarvan de geschiedenis beschrijven. Aan het eind is uw ontsporing volmaakt met termen als ‘onwetenschappelijke prietpraat, een droevige mening, een kruistocht en op een zeepkist’. Dit is ideologische borrelpraat, een historicus onwaardig, Zelfs voor een journalist vind ik uw ontboezemingen opmerkelijk, lichtvaardig dan, dat wel. U hebt wel lef om na deze ‘onhistorische kletskoek’ te besluiten met een vriendelijke groet van een collega historicus. Uw open brief is een blijk van iets geheel anders, niet in staat zijn op evenwichtige wijze een boekje over de geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop te kunnen bespreken. U kent de uitspraak ‘Bezint, eer gij begi9nt!’ . Ik zou dat de volgende keer doen. Zelfs een open brief moet toch wel iets voorstellen. Ik wens u daarbij inspiratie en sterkte. Met vriendelijke groet, mr. Bauke Geersing, een kind van de Verlichting.
Best Bauke,
Dank voor uw uitvoerige antwoord.
U vindt dat ik mijn betoog niet onderbouw.
Ik verwijs naar diverse, historische bronnen, dus uw redenering is
aantoonbaar onjuist. Prof. Emmer neemt met minder genoegen: 1 auteur, planter bovendien,
die brandmerken helemaal niet zo erg vond.
Bent u nog niet overtuigd, lees dan vooral mijn tweede brief die vandaag is verschenen.
met vriendelijke groet,
Tineke Bennema