1001 welzijnswerkers tegen radicale moslims

De Nederlandse samenleving, de wanhoop nabij, zoekt advies voor het tegengaan van radicialiserende jongeren van Hollandse bodem. Eerder deze week kwam het rapport uit van het COT (Instituut voor Veiligheid en Crisismanagement), dat pleit voor interventieteams: psychologen, sociaal werkers, theologen en andere specialisten moeten jongeren die aan het radicaliseren zijn geslagen benaderen en weer op het rechte pad helpen. Als het allemaal wat gezelliger was in NL en de wereld, had ik er hartelijk om moeten lachen.

Nu is het probleem vooral dat radicaliseren zo razendsnel gaat dat zelfs de ouders het niet in de gaten hebben. Wat een grenzeloze naiviteit, dit rapport. Denken ze bij het COT nu echt dat willekeurige Mo die naar Syrie wil onder de indruk zal zijn van de autoriteit van een deskundige die waarschijnlijk nog nooit een voet in het Midden-Oosten heeft gezet, en veilig een keurige opleiding zonder hobbels heeft gevolgd waarschijnlijk zonder ooit een moslim te hebben gesproken?

Het beleid van de overheid en haar adviesorganen blinkt uit door rechtlijnigheid en gebrek aan inlevingsvermogen of creativiteit. Het is alleen gericht op repressie. Het doet aan symptoombestrijding. Zelfs al zou je alle jongeren weer in het gareel toveren, dan blijven de maatschappelijke conflicten in binnen-en buitenland: uitsluiting en meten met twee maten. Zolang de overheid niet van zins is om zelfreflectie van de samenleving te stimuleren waaruit deze jongeren voortkomen, zal radicalisering alleen maar toenemen.

Het is een teken aan de wand dat diezelfde COT in 2008 nog adviseerde op school veel meer les te geven in burgerrechten en er voor te zorgen dat iedereen een veilige plek had. Dat is helemaal verdwenen uit het bovenstaande advies.

Hoe moet het dan?

Radicaliserende jongeren zijn al te ver heen. Daar helpt geen lief interventieteam tegen.
Ik sluit me allereerst aan bij het uitstekende verhaal van hoogleraar islam Maurits Berger die op 7 februari in de NRC pleitte voor deugdelijk islam onderwijs op scholen, waar kinderen het verschil leren tussen het fascisme van aanhangers van self proclaimed IS en de vredelievende basis van de religie. Niet alleen is het noodzakelijk kennis te vergroten, want de overdracht daarvan stokt door de ouderwetse manier van lesgeven (uit het hoofd leren, les in het Arabisch), maar ook dat kinderen in Nederland zich thuis voelen in hun eigen religie.

Verder wil ik er ook voor pleiten dat de media terughoudender zijn. De Nederlandse mediaredacties worden vooral door witte autochtonen bevolkt en die vinden het vaak interessant de meest extreme moslims voor het voetlicht te halen. Dit zorgt niet alleen voor verkeerde informatie-overdracht aan jongeren, maar de meerderheid van de moslims voelt zich zwaar voor schut gezet. Wat ook weer uitsluitingsgevoelens met zich mee brengt.

Ook zouden hoogwaardigheidsbekleders vaker moeten laten horen dat moslims een wezenlijk deel van NL uitmaken zoals Asscher op 17 januari tot mijn grote verbazing deed. Ook zijn bezoek aan een moskee die ontheiligd was, een paar weken geleden is een gebaar dat meer zal doen voor jongeren dan 1001 welzijnswerkers.

Het is niet zozeer ZIJ die aan het werk moeten, maar WIJ.