Schikking beëindigt niet het koloniale gevecht in de rechtbank

(gepubliceerd in NRC, 16 november 2020)
Mijn vader, die als kind in een Japans gevangenkamp geinterneerd is geweest, ontving in 2001 van de overheid een bedrag van omgerekend 1800 euro, als genoegdoening voor het leed (hij verloor onder meer zijn vader). Samen met hem rond de 30.000 Nederlanders. Hij had daar niet om gevraagd. Op 19 oktober maakte de regering bekend dat in navolging van de regeling voor weduwen, er nu een voorstel voor schikking van 5000 euro komt voor elk Indonesisch kind van wie de vader is geëxecuteerd door Nederlandse troepen in voormalig Nederlands-Indië. Helaas is deze regeling niet zo genereus als hij lijkt; slechts een handvol zal ervan gebruik maken, omdat de termijn die de regering stelt voor aanmelding twee jaar is. Oudere zaken maken geen kans.

Malik is een van de weinigen die in aanmerking komt. Vorige maand nog oordeelde de Haagse rechtbank dat de Nederlandse Staat schuldig is aan moord op zijn vader en schennis van zijn lijk, in 1947 op Zuid-Sulawesi. Hij was de zoon van de door het Koninklijk Nederland-Indische Leger onthoofde Indonesische vrijheidsstrijder Andi Abubakar Lambogo. Nederlandse soldaten stelden het gespieste hoofd van zijn vader in 1947 op de markt tentoon en Indonesische strijders moesten het kussen.

Maliks toegekende vergoeding bedroeg een schamele 874,80 euro en de familie wees het af als een belediging. Het was berekend op basis van plaatselijk gederfd inkomen.

Twee opmerkelijke staatsrechtelijke excuses voor Nederlandse daden in het verleden, in Nederland en in Indonesië, vonden eerder dit jaar plaats. Tot ieders verbazing sprak de koning in Indonesië uit dat ons land fouten had gemaakt tijdens de Onafhankelijksoorlog na 1946: ‘Het verleden kan niet worden uitgewist en moet door iedere generatie opnieuw worden onderkend. Voor geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in die jaren wil ik hier nu, in navolging van eerdere uitspraken van mijn regering, mijn spijt uitspreken en excuses overbrengen. Dit doe ik in het volle besef dat de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijven.’

Enkele maanden later bood Mark Rutte Nederlandse excuses aan joodse burgers aan: ‘voor het overheidshandelen van toen, nu de laatste overlevenden nog onder ons zijn’.

Het was goed, het was nobel en beter laat dan nooit. Maar excuses hebben consequenties. Als de Nederlandse regering uit hoofde van Willem-Alexander verklaart dat Nederland zich ervan bewust is de getroffen families zijn beschadigd, dan mogen we in het vervolg toch op daden rekenen die dat vermijden?

Helaas is dat niet het geval en moeten slachtoffers en nabestaanden van de oorlog van 1946-1949 steeds hun gelijk zien te halen via de rechtbank. Want de politiek werpt ook bij de schikkingen barricades op. In 2013 dwongen Jeffry Pondaag en advocate Liesbeth Zegveld de regering een regeling af voor schadevergoeding aan alle weduwen. Maar veel van hen konden vervolgens hun claim niet onderbouwen, omdat Nederland hoge eisen stelt aan deze voormalige onderdanen in een ver land met een gebrekkige bureaucratie en dito documentatie, die nota bene ontstond onder haar eigen bestuur. In plaats van alle weduwen recht te doen in zaken waar het om oorlogsmisdrijven gaat, en grootmoedig te zijn, werden sommigen van hen afgewezen of moesten ze zo lang wachten dat ze een toekenning niet meer meemaakten. Onder hen is een weduwe van 101 jaar, mevrouw Ijida. De termijn van verjaring verloopt in 2022.

Leed erkennen en verzachten. Zie nogmaals het verdriet dat generaties voortduurt wat de koning noemde. Hoor Rutte’s uitspraak over het belang van goedmaken nu er nog overlevenden zijn van misdaden, waarbij geen onderscheid zou moeten zijn tussen Nederlandse en Indonesische slachtoffers.

Voor wie goed leest is het duidelijk dat het in de episode Indonesië niet gaat om een gedeelde, maar een, zoals oud diplomaat Nikolaos van Dam in zijn mooie en wijze, net verschenen boek, Granaten en Minaretten schrijft, ‘opgelegde geschiedenis’, aan de andere partij. Want de Nederlandse houding is in wezen nog steeds koloniaal. De Nederlandse Staat wijst Indonesische verzoeken af om genoegdoening voor leed als gevolg van moord (ook in detentie zoals in het geval van Lambogo), executie, lijkschennis, marteling, verkrachting. En komt met verjaringstermijnen. Daardoor worden de Indonesiërs gedwongen het koloniale gevecht voort te zetten in de rechtbank.

Nederland heerste 350 jaar over delen van Indonesie. Nederland deed er meer dan een halve eeuw over om schoorvoetend te erkennen dat er oorlogsmisdaden zijn gepleegd. Nu moeten de slachtoffers, allemaal hoogbejaard, binnen twee jaar de juiste documenten ophoesten. 75 jaar na de onafhankelijkheid van Indonesië zou de politiek een ruime regeling moeten treffen niet om zo min mogelijk, maar zoveel mogelijk van de naar schatting 500 betrokken kinderen in aanmerking te laten komen. Tweede Kamerlid Sadet Karabulut (SP) heeft inmiddels vragen hierover gesteld.

Ooit was het de Bataafse Republiek die de failliete en corrupte VOC nationaliseerde. Het was de Nederlandse regering die besloot met steun van het parlement tot een oorlog tegen Indonesië. In 2001 wist Nederland wat het moest doen met ‘Het Gebaar’ aan de oud-kolonialen. Het is nu aan de Nederlandse politiek om oprecht ernaar te streven recht te doen aan slachtoffers van oorlogsgeweld, die ooit Nederlandse onderdanen waren, gelijk mijn vader.