Stel collectieve regeling in voor nabestaanden Nederlands geweld in Indonesie

eerste_politionele_actie-610x330(samen met Jeffry Pondaag, voorzitter van het Comite Nederlandse Ereschulden, in Trouw gepubliceerd 8 september)

Het waren ditmaal de kinderen van Indonesische slachtoffers, door Nederlands geweld omgebracht in 1947, die deze week verschenen voor de rechtbank in hun proces tegen de Nederlandse Staat. Kinderen toen, getuigen van de standrechtelijke executies van hun vaders door de KNIL in Zuid-Sulawesi tijdens de zogeheten Politionele Acties. Bejaarden nu: ze zijn rond de tachtig jaar. Eerder spanden de weduwen uit Zuid-Sulawezi een dergelijke rechtszaak aan, en nog eerder de weduwen uit Rawagede. Zij zijn nog ouder, de uitbetalingen voor de groep uit Zuid-Sulawesi laten op zich wachten, twee van hen zijn inmiddels overleden. De tijd dringt. Wij stellen een collectieve regeling voor van een schadevergoeding voor alle nabestaanden getroffen door Nederlandse oorlogsmisdaden begaan in Indonesie.

De Stichting Comite Nederlandse Ereschulden, bijgestaan door advocate Liesbeth Zegveld, haalde vrijdag de drie kinderen naar Nederland om te getuigen in hun proces dat op 28 augustus begon. De aanklacht is standrechtelijke executies in de twee dorpen Suppa en Bulakumba waarbij 460 mensen om het leven kwamen. De huizen werden in brand gestoken. De zaak van de weduwen is in 2013 gegrond verklaard en Nederland heeft excuses aangeboden. Premier Rutte stelde zelfs bij het proces van de weduwen in september 2013 dat ernstige gevallen die vergelijkbaar zijn in Zuid Sulawesi met Rawagede ook in aanmerking zullen komen voor schadevergoeding.

Helaas is van deze toezeggingen weinig terecht gekomen. De weduwen van Zuid-Sulawezi hebben hun vergoeding nog niet gehad, in tegendeel, ambtenaren hebben hen buiten medeweten van de advocate en het Comite benaderd met de vraag of het echt hun mannen waren die zijn geëxecuteerd. Onbegrijpelijk, gezien de uitspraak van de rechtbank, immoreel, en een affront jegens de advocate.
Wij vinden dit een onbegrijpelijke handelwijze. Het is niet volgens beloften en precedentwerking van het recht. Deze mensen is lang geleden groot onrecht aangedaan. Ze zijn stokoud, de tijd dringt om onze schulden te vereffenen.

Wij vinden daarom dat er een collectieve regeling moet komen voor alle nabestaanden van het oorlogsgeweld dat Nederland begon na de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Indië. Er is naast de morele en juridische verplichting ook een pragmatische reden: er zullen zich nog meer van dergelijke gevallen aandienen en het is voor alle partijen het beste als er niet voortdurend individuele processen zullen plaats vinden. Let wel: het gaat hier om enkele tientallen. Het Comite is bezig met onderzoek naar andere oorlogsmisdaden in toenmalig Nederlands Indië waar nieuwe zaken uit voort kunnen komen.

Collectieve schadevergoedingen zijn in het verleden vaker opgesteld. In 1981 kreeg ieder die tijdens de Japanse bezetting was geïnterneerd een eenmalige uitkering van 7500 gulden. In 2002 keerde de Nederlandse staat een eenmalige individuele uitkering van 1822 euro uit aan Nederlanders die de Japanse bezetting binnen dan wel buiten de kampen hadden doorstaan. Het ging in totaal om 771 miljoen euro. Een symbolisch bedrag, want elk bedrag is discutabel als het gaat om leed van mensen, maar heeft vooral betekenis als erkenning van aangedaan leed. Vandaar ook de naam ‘Het Gebaar’. Ook al was de regeling verre van perfect, hij is dus praktisch uitvoerbaar. Dat de Nederlandse Staat nu traineert vinden wij zeer meten met twee maten.
Wij roepen op die collectieve regeling snel tot stand te brengen. Het is nu nog mogelijk mensen een kleine genoegdoening aan te bieden voor het grote onrecht dat hun door ons is aangedaan in het verleden door onze hand.