(Verschenen in NRC 15 mei, samen met Jaap Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods Geluid (EAJG))
Over Israëliërs en Palestijnen wordt vaak geschreven in algemene termen, en ook Israëliërs en Palestijnen doen dat, over elkaar. Maar elk van beide volkeren bestaat uit individuen, wier levens diepgaand beïnvloed worden door ‘de politiek’. Laten we daarom onder het motto ‘het persoonlijke is politiek’ eens het leven bezien van Khalil Abu Nigme.
Abu Nigme was een analfabete Palestijn uit Jeruzalem, sjouwer van beroep, die weliswaar geen enkele belangstelling had voor politiek, maar wiens leven er wel tot in detail door werd bepaald. Vermoedelijk rond 1905 geboren, stierf hij in een vluchtelingenkamp op de Westelijke Jordaanoever in 1995. Vier overheersers maakte hij mee, de Ottomanen, de Engelsen, de Jordaniërs en de Israëliërs.
Bij de Nakba, de catastrofe, herdenken Palestijnen, zoals vaak abusievelijk wordt aangenomen, niet de stichting van de staat Israël, maar het verlies van hun land. Voor Abu Nigme betekende de vestiging van de Joodse staat, zeventig jaar geleden, samen met de verovering van West-Jeruzalem, inkomensderving, omdat hij als sjouwer niet meer in dat deel van de stad mocht werken. Het betekende ook verlies van bewegingsvrijheid. Hij behield nog wel zijn Jordaanse burgerschap.
Maar toen Israël in 1967 ook Oost-Jeruzalem veroverde en Palestijns land bezette, was hij niet langer een volwaardig burger: hij werd stateloos en kreeg in plaats van een nationaliteit een ‘tijdelijke verblijfsvergunning’, van Israël. Een huis bouwen in Jeruzalem voor zijn grote gezin werd hem niet toegestaan; daarom kocht hij een goedkoop stuk grond op een half uur rijden buiten Jeruzalem, in een vluchtelingenkamp. Hij zou zijn geliefde stad nooit meer zien. De al magere verblijfsvergunning voor hem en zijn nazaten werd door de Israëlische overheerser uiteindelijk omgezet in een pas, die hem slechts toestond om op de Westoever te ‘verblijven’. Van een volwaardig onderdaan van een staat had ‘de politiek’ hem gedegradeerd tot een bijna-smekeling.
In een notendop laat Abu Nigme’s leven zien hoe de Palestijnen met het verlies van hun land ook de totale zeggenschap over hun leven kwijtraakten. Inkomsten, bewegingsvrijheid, burgerlijke status, alles veranderde en werd minder. Zeker, ook het Joodse volk was en is slachtoffer van geweld, maar het kwam in Palestina als sterkste uit de strijd en draagt de Israëlische nationaliteit met trots, trots die wellicht dieper gelegen onzekerheid moet verbloemen.
Het is een illusie te denken dat de volgende goed opgeleide generatie zich blijvend zal laten knechten
Met de Nakba en de bezetting werd ook de Palestijnse waardigheid vernietigd. Als oude Palestijnen aan jonge Israëlische soldaten bij checkpoints toestemming moeten vragen om in hun eigen land te mogen reizen, dan heeft dat uitwerking op beide partijen. Zij leven niet langer samen; één partij is opgesloten achter hekken en muren, onder de duim gehouden door het sterkste leger in de regio.
Van het Latijn ‘humanitas’ is het begrip ‘humaan’ afgeleid, dat betrekking heeft op de gehele mensheid, en op het vermogen om compassie te hebben voor het leed van een ander. ‘Humanisme’ verwijst naar de empathische en tedere gevoelens die mensen voor elkaar kunnen opbrengen. Het zijn bijna lachwekkende begrippen als we de situatie in Israël en Palestina in ogenschouw nemen. Maar de afwezigheid van vrede ontslaat overheerser Israël niet van de plicht Palestijnen humaan te behandelen.
Zowel Israëliërs als Palestijnen zullen het bij het beschouwen van hun gedeelde verleden over één ding eens zijn: dat de laatsten niet meer de baas zijn over hun eigen leven. Voor de Palestijnen overheerst daarbij het gevoel van vernedering. Voor de Israëliërs het ‘ongemakkelijke gemak’ dat zij door hekken en muren en controleposten de levens van Palestijnen kunnen beheersen, zodat die geen vin kunnen verroeren en bovendien geen aanspraak meer kunnen maken op land.
Wij hebben in de afgelopen weken filmpjes gezien van Israëlische soldaten die met kennelijk plezier ongewapende Palestijnen achter hekken in Gaza doodschieten. Gevoegd bij de beelden van Israëliërs die toegerust met picknickmanden naar het schouwspel komen kijken, geeft dit ook een mensonwaardig beeld van het heersende volk. En terwijl op feestelijke wijze de Amerikaanse ambassade in Jeruzalem werd geopend, vielen op dezelfde dag in de Gazastrook tientallen Palestijnse doden.
Het is een ‘aardige geste’ van ChristenUnie en D66 om het oude plan van een vrije doorgang tussen Gaza en de Westoever van stal te halen, bij wijze van ventiel voor de groeiende Palestijnse wanhoop. Het zou de mobiliteit van Palestijnen wat kunnen vergroten, maar het verandert niets fundamenteels aan hun ondergeschikte positie. Wij zouden het moedig vinden als de CU, vriend van Israël, het land de vraag voorlegt hoelang het een ander volk wil straffen en hoe het denkt om te gaan met het verlies aan compassie en humaniteit.
Abu Nigme wilde een simpel leven leiden en zijn gezin onderhouden door geld te verdienen met werk voor Turken, Engelsen, Joden, Jordaniërs of voor wie dan ook. Met zijn kleine inkomen slaagde hij erin zijn kinderen te laten studeren. Het is een illusie te denken dat zij en de volgende goed opgeleide generatie zich blijvend zullen laten knechten.
In het oorspronkelijke verdelingsplan – op 29 november 1947 aangenomen als resolutie 181 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties – zou het Britse mandaatgebied Palestina worden opgedeeld in een Joods en een Arabisch deel, en zou Jeruzalem onder internationaal bestuur geplaatst worden.
De Joodse leiders gingen akkoord. Maar alle Arabische leiders weigerden resolutie 181 te aanvaarden en beloofden een vernietigingsoorlog als de Joden een eigen land zouden uitroepen.
Als de Arabieren de deal hadden aanvaard was Jeruzalem nu dus bestuurd door een internationaal bestuur én hadden zowel de joden als de Arabieren grondgebied waar ze prima op konden leven. Maar nee, de Arabieren gingen voor alles en niets en vielen in mei 1948 de nieuwe joodse natiestaat genaamd Israël aan.
Helaas voor de Arabieren bleef Israël overeind. Wel veroverden de Arabieren Jeruzalem. Joodse inwoners van de stad werden weggezuiverd.
Natuurlijk was door die actie het internationale bestuur over Jeruzalem niet langer mogelijk. Jordanië “annexeerde het verwaarloosde oosten plus de Oude Stad en verbood de joden toegang.”
In 1967 probeerden de Arabieren het nóg een keer om de joden de zee in te drijven, maar ook die poging mislukte. Sterker nog, Israël zegevierde niet alleen, maar slaagde erin om haar grondgebied te vergroten, onder meer door Jeruzalem over te nemen. Dat was dus het gevolg van de agressie van de Arabieren.
Sindsdien doen de Arabieren er alles aan om Jeruzalem terug te eisen. Israël wordt ‘kolonialisme’ en ‘imperialisme’ verweten. Maar dat is natuurlijk je reinste flauwekul. Het was Israël dat akkoord was met een deal om Jeruzalem met de hele wereld te delen. Het waren de Arabieren die dat niet wilden, vervolgens niet eenmaal maar tweemaal ten strijde trokken, die de stad zuiverden van joden toen ze het er voor het zeggen hadden, maar die uiteindelijk alsnog verloren.
De conclusie is dan ook dat de Arabieren wel op kunnen houden met hun gejammer en gezever over Jeruzalem. Zij gingen voor alles of niets. Welnu, het werd niets. Deal with it.
Dag Jan,
Dank voor je reactie en excuses voor het vertraagde antwoord van mijn kant.
Ik ga niet in op een je visie op de geschiedenis, omdat deze laten we zeggen, heel anders is dan de mijne.
Ik kom bij je oproep: Arabieren deal with it. Met andere woorden: leg je neer bij de status quo. Hoe je de geschiedenis ook interpreteert, wie de oerschuld ook heeft, het is heel spijtig voor Israel, maar volgens de VN die zich baseert op internationaal recht houdt Israel sinds 1967 een aantal gebieden en Oost-Jeruzalem bezet, inclusief bevolking. Een bezetting is illegaal. Het is dus niet aan de Arabieren om zich te schikken naar de status quo. Het is aan Israel een een einde te maken aan deze bezetting.
groet,
tineke