Speech

Voor de vrienden van Sabeel (en de kleindochter van Dries van Agt…, welkom!)

Mij is gevraagd om een verhaal te houden over of de vraag of literatuur vrede dichterbij zou kunnen brengen. Laat ik een ding voorop stellen, ik ben geen geitenwollensokken idealist, ik geloof dat dit conflict politiek moet worden opgelost en dat het zonder Palestijns verzet en onze steun nooit zal lukken. We voelen ons kwaad, machteloos. Maar we zijn niet zonder macht. En er is heel veel dat we kunnen doen.

Elke keer dat ik in Palestijns gebied kwam, dacht ik dat de situatie niet erger kon worden. En elke keer kom ik bedrogen uit. Al 27 jaar. Ik hoef niet te schetsen hoe groot de destructie is in Gaza, het getal van meer dan 2000 doden, de duizenden gehandicapten, dat zal Anja Meulenbelt veel beter doen. Het is verschrikkelijk. En toch, het is voor het eerst dat ik hoop heb dat er recht gedaan zal komen voor de Palestijnen, omdat Israel aanzienlijk is verzwakt in de publieke opinie.

In de 3 boeken die ik schreef probeerde ik te laten zien dat al ons menselijks ook een Palestijn niet vreemd is en dat wij in tegenstelling tot wat sommige mensen denken, hem heel goed kunnen begrijpen. De karikatuur van de Palestijn als terrorist, als bloeddorstige, primitieveling, als een lompe Goliath, tegenover de kleine, slimme David, het westerse Israel, wilde ik onderuit halen.

Want beelden hebben grote invloed op oorlog.

In de New York Times verscheen ten tijde van de oorlog een felle reactie van Sara Roy, kind van Holocaust overlevenden, op een artikel van Holocaust overlevende Elie Wiesel. Hij speelde in op het stereotype van de Palestijn die niets geeft om zijn kinderen en hen als menselijke schilden gebruikt. Hij schildert Palestijnen af als door doodscultus gekwelde terroristen. Roy verweet Wiesel, die nooit een stap in Gaza heeft gezet, Palestijnen de demoniseren en zich vast te klampen aan een ideaalbeeld van de linkse joodse kibbutznik die de woestijn tot leven brengt in een gebied waar natuurlijk geen vervelende Palestijnen waren.
Roy antwoordt dit:

There is a story I want to tell you, Mr. Wiesel, for I have carried it inside of me for many years and have only written about it once a very long time ago. I was in a refugee camp in Gaza when an Israeli army unit on foot patrol came upon a small baby perched in the sand sitting just outside the door to its home. Some soldiers approached the baby and surrounded it. Standing close together, the soldiers began shunting the child between them with their feet, mimicking a ball in a game of soccer. The baby began screaming hysterically and its mother rushed out shrieking, trying desperately to extricate her child from the soldiers’ legs and feet. After a few more seconds of “play,” the soldiers stopped and walked away, leaving the terrified child to its distraught mother.’

En dan vraagt ze Wiesel hoe dit alles rijmt met zijn ideaalbeeld? En verder: hij is niet beter dan deze soldaten die een Palestijns kind niet als mens zien. Omdat hij niet stil wil staan bij de dood van honderden kinderen.

Ik vond het een hele sterke repliek. Het beeld, het verhaal was hard en helder.

En ik denk aan het westerse beeld dat gecreëerd is van Palestijnen en hoe het is veranderd. Direct na WOII waren we nauwelijks bekend met het fenomeen Palestijn: het westen laafde zich aan het beeld van een joodse staat, het uitverkoren volk, dat WEL bekend was vanwege de Bijbel en dat nu in Palestina was teruggekeerd om vanuit de verdrukking, de Holocaust en uit alle windstreken een veilig huis te creeren. Arabieren in dat land waren voor ons non-existent. Fase 0, zal ik het maar noemen: het Palestijnse volk was non-existent.

Dat bleef zo ver de Suez-crisis. Palestijnen? Nooit van gehoord. Ook de Juni-oorlog bracht geen verandering, in tegendeel, we stonden pal achter Israel. Mijn oom bood aan als vrijwilliger te dienen in Israelische leger, maar ja, dat had maar 6 dagen nodig, dus hij kwam te laat. De verovering van Oost-Jeruzalem, de annexatie ervan bij Israel, we vonden het prachtig. Nog steeds kwamen de Palestijnen niet in beeld.

Evolutie van nobody naar volk met rechten

Maar toen ontstond kort daarna een nieuwe Fase van onze opinie van de Palestijnen, Fase 1 dus: na 1967 werden we opgeschud door vliegtuigkapingen, Leila Khaled, bloedbad in Lod, incursies in het noorden bij de Golan etc. De Palestijnen brachten zichzelf in beeld, maar vooral als terroristen. De bezetting daarentegen, oorzaak van de acties drong niet tot ons door. Meer aanslagen in de jaren 70 en 80 bevestigden dat beeld. En hoe moedig vonden we Sadat die op zijn knieen naar onze lieveling Israel toog. Hoe Palestijnen daarover dachten, vonden we niet interessant.

Daaraan kwam een einde met de eerste intifadah in 1987. Fase 2. Voor het eerst leerden we ons verdiepen in die bezetting, toen kinderen stenen begonnen te gooien. En we leerden hoe wreed die was, toen in beeld kwam dat soldaten schoten met scherp. Ik studeerde toen aan de Hebrew University en zag met eigen ogen de wonden van kinderen die in de rug waren geschoten. Voor de duidelijkheid: het Israelische leger had op ze geschoten terwijl ze wegrenden. Dat staat nog altijd op mijn netvlies, beelden zijn zo sterk. Ondanks de vele gewonde kinderen die ik zag, heerste er in die ziekenzaal een feestvreugde, een gevoel van trots en herwonnen zelfvertrouwen.

Palestijnen evolueerden dus van een nobody, naar een terrorist, naar een stenengooier, die op een zekere sympathie kon rekenen in het westen. Ook werd er meer duidelijk over de bezetting, de achterstelling in rechten en welvaart, de vernederingen. En Israel deed er alles aan om dat beeld te veranderen: moeders zouden hun kinderen als kanonnenvoer gebruiken, de straat op sturen omdat ze niets gaven om het leven van hun talrijke kroost.

Ik ging naar een persconferentie waar moeders van martelaren vertelden hoe ze hadden geprobeerd hun kinderen op te sluiten om te verhinderen dat ze naar demonstraties gingen. Zij deden precies wat wij als moeders gedaan zouden hebben. Alleen leven onze kinderen niet onder een bezetting. Het was cynisch dat zij zich op deze manier moesten verdedigen.

De sympathie bleef, maar niemand wilde Israel afvallen, en zo waren de compromissen van de Oslo-akkoorden geboren. Autonomie voor de Palestijnen leek binnen handbereik en ons gezin vestigde zich in 1994 op de West Bank bij Jeruzalem. Het ging al gauw mis na de moord op premier Rabin en om mij heen leerde ik dagelijks meer over hoe het perfide systeem van de bezetting werkte. Ik dacht dat dat inzichtelijk te maken, voelbaar, tastbaar, voor Nederlanders, door te beschrijven, puur feitelijk, hoe rond de nederzetting vlakbij de gazons groen zijn, terwijl wij geen water hadden in de zomer om te drinken. Door identificatie begrip creeren. Niet om van Palestijnen slachtoffers te maken, maar door hun juist een gezicht te geven, geen nobody, geen terrorist, geen stenengooier, maar mensen die niet minder zijn dan wij en recht hebben op veiligheid, welzijn, welvaart en geluk.

Hoewel de Oslo-akkoorden verzandden in een patstelling, slaagden de Palestijnen er wel in gesprekspartner te worden van westerse landen: de donoren stonden in de rij om relaties op te bouwen, de PLO te erkennen, om geld te storten. Het Palestijnse volk had zichzelf als geheel uit de de vergetelheid weten te halen. Zelfs Israel sprak niet meer van Arabieren. Niemand kan meer heen om het feit dat er twee volkeren vechten om 1 land.

Maar die pastelling, veroorzaakt hoofdzakelijk door Israels onwil om de bezetting te beeindigen en om land op te geven voor vrede, riep escalerende rondes van Israelische agressie op in het laatste decennium. Waartegen de Palestijnse bevolking zich verdedigt met huis-tuin-enkeukenraketten, die weliswaar verwerpelijk zijn omdat ze burgerslachtoffers willen veroorzaken, maar alleen angst creeren. Het angst zaaien aan de andere kant heeft wel dood en destructie tot gevolg.

En nu zijn we in fase 3 beland: westerse landen erkennen inmiddels de rechten van de Palestijnen, Palestina is een staat in de VN, maar we kunnen ons er niet toe brengen Israel als dader te zien van het conflict. We blijven in onze beeldvorming hangen van diens rol van slachtoffer. Althans, onze regeringen in het westen die te bang en laf zijn om Israel expliciet te veroordelen.

Maar het is voor het eerst in deze 27 jaar dat ik zoveel afvalligen van Israel heb gezien, en zoveel steun voor de Palestijnen. Het is voor het eerst dat ik meer pro-Palestijnse dan pro-Isrealische demonstraties heb gezien. Het is voor het eerst dat ik massale oproepen voor boycotacties zie. Het is voor het eerst dat ik steun van kinderen, bejaarden, kritische joden, moslims en christenen zie voor Palestina. 27 jaar geleden durfde niemand zulke kritiek hardop te geven, ook omdat we voortdurend werden teruggefloten door het CIDI.

Social media als partner van de palestijnen

De opkomst van de social media hebben heel duidelijk geholpen in die verandering: de daden van Israel zijn letterlijk in beeld gebracht. Vroeger had Israel het monopolie van de informatievoorziening, maar dat is definitief voorbij. De smartphone met film en camera, twitter en facebook leggen alles haarfijn vast en het verspreidingsgebied is de wereldbol geworden. Het 16e jarige Farah uit Gaza heeft 200.000 volgers op twitter.

Iedereen kan polieke partijen en de media beinvloeden, zoals Clara Legene zo moedig deed gedurende de hele oorlog lang, met haar transcripties van het Journaal in Foute Feiten van het journaal.
Deze oorlog speelt zich af in het Midden-Oosten, maar zeker ook hier, want het is vooral een rond beeldvorming. Ik had terwijl ik twitterde het gevoel alsof ik oorlogvoerde en wat ik eigenlijk deed was keer op keer het verhaal van de Palestijnen uitleggen, de dehumanisering tegengaan.

En we moeten doorgaan dat beeld van Israel bij te stellen. Het is een land als geen ander, het heeft geen aureool, het is een land dat zich misdraagt, dat 77 maal is veroordeeld door de VN, maar zich daarvan niets aantrekt. En zich juist uitleeft op een bevolking die is ingesloten.

Wij gaan door totdat ook in de politiek duidelijk is dat het beeld dat partijbesturen hebben van wie David is en wie Goliath niet meer klopt. Ik ben een verhalenverteller, Sara Roy is een verhalenverteller, Farah is een verhalenverteller, iedere verhalenverteller kan dat. Wij gaan door, met acties van de massa, demonstraties, boycots, bewustwording via de social media, totdat onze regeringsleiders zullen luisteren. In Zuid-Afrika ging het ook zo.

De kleine sympathieke stenengooier, is niet meer Israel.