Arabische lente zal oogsten


(in ietwat gewijzigde vorm gepubliceerd op: trouw.nl)

Bij de terugblik op het jaar 2011 hoorden overwegend pessimistische geluiden over de Arabische lente in de media, zoals Carolien Roelants in de NRC en Judit Neurink in Trouw. De overgang naar democratie gaat niet zo maar vindt Judit Neurink en is daarom negatief over de Arabische lente. Nu lijkt me het eerste gedeelte van haar conclusie nogal een open deur, tenslotte heeft onze democratie zich in enkele honderden jaren moeten ontwikkelen, zoals Neurink zelf ook al stelt. Geen reden bovendien om de veelbelovende Arabische lente niet haar poëtische naam te gunnen.

Net als Neurink heb ik lang in het Midden-Oosten gewoond en gewerkt. En of ik nu in Jordanië, Egypte, Marokko of Palestina kwam, overal zeiden de Arabieren er in pre-Jasmijn-revolutie jaren hetzelfde: ‘We voelen ons vernederd, we zijn geen mensen in de ogen van onze leiders en geen gelijken in de ogen van het westen.’ Maar niemand, noch het westen, noch de leiders, noch het volk zelf, kon of wilde daarin verandering brengen. Angst regeerde bij de bevolking, machtswellust bij de leiders, economische en strategische overwegingen bij het westen.

De spontane volksopstanden maakten een drastisch einde aan die stagnatie. In het afgelopen jaar heb ik het velen in allerlei toonaarden horen zeggen: ‘Ik ben er nu weer trots op dat ik Arabier ben!’
Die drang naar het opheffen van die vernedering, economisch en politiek, en geen andere, zorgde voor het einde van de regimes in Tunesië, Egypte, Libië, Jemen, en veranderingen in de regeringen van Marokko, Jordanië en zelfs van Saoedi-Arabië. Me dunkt dat dat een aardverschuiving is in de Arabische politiek van de laatste zestig jaar. En bovendien een einde aan de koloniale periode, waarin het westen nog een grote zeggenschap had in de landen rondom het Middellandse Zeegebied door steun aan de plaatselijke heersers.


Neurink toont zich vooral teleurgesteld door de ontwikkelingen in het land waar ze nu woont, Irak. Gewelddadigheden sektarisme, en machtspolitiek zijn aan de orde van de dag, voor kritische geluiden en democratie is geen ruimte, schrijft ze en dat extrapoleert ze naar Egypte, Tunesië, Jemen, Libië en Syrië. Zeker, ik wil de misstanden daar niet bagatelliseren. Maar allereerst vind ik niet dat Irak in het rijtje thuis hoort van Arabische lentelanden. Het bewind van Saddam is gewelddadig ten val gebracht door buitenlandse inmenging, terwijl de leiders van Tunesië, Egypte, Libië en Jemen verdreven of gedood zijn op initiatief van de eigen bevolking. Waarbij in Tunesie en Egypte het verzet ook nog geweldloos was (in Libie kwam interventie van buiten pas tot stand na aandringen van de Nationale Raad). Dat is niet alleen een belangrijk verschil, maar ook een essentiële voorbode voor politieke verbetering, omdat het de inwoners van die landen voor het eerst in decennia zelfvertrouwen en hoop geeft.

Dat de lente niet meteen vrucht afwerpt in de zin van een democratie is begrijpelijk. Hoe lang duurde het voordat de Franse revolutie uitkristalliseerde in een democratie? Zaten daar niet vele bloedige zomers van guillotineringen tussen? De Arabische lente moet nog in een herfst met rijke oogst overgaan. Gun de Arabieren hun seizoen. Ook als er ernstige fouten worden gemaakt. Want de winst van de lente is het herwonnen zelfbewustzijn, het wegvallen van angst, dat nog veel belangrijker is dan het doen wankelen van de dictatoriale leiders. De Arabische lente doet mij het meeste denken aan de Amerikaanse burgerrechtenbeweging van Martin Luther King. Ook al kwam King zelf om door geweld, zijn beweging voor rechtvaardigheid inspireerde velen, en bracht uiteindelijk waar miljoenen voor op de been gingen: vrijheid en gelijke rechten.