Een heel enkele keer vonden er tranen trekkend mooie ontmoetingen plaats tussen Europese ontdekkingsreizigers en de oorspronkelijke bevolking van verre landen. Hoe dat ging, beschrijft historicus Ernst van den Boogaart in zijn onlangs verschenen boek, Vreemde Verwanten. In 1500 ging een Portugese vloot voor anker bij de net ontdekte Braziliaanse kust. Indianen die nieuwsgierig waren geworden kwamen kijken naar de schepen en bleven staan in de kustlijn, terwijl Portugezen op hun beurt het vreemde volkje gade sloegen vanuit hun sloepen. De indianen haalden geschenken en ontdeden zich van hun wapens. Ook de Portugezen kwamen aanzetten met cadeaus en waar zee en strand elkaar ontmoetten, ontstond er verbroedering. Een aantal indianen werd uitgenodigd mee te gaan aan boord, waar de Portugezen hen trakteerden op een scheepsmaal met veel drank. Ze bleven logeren.
Nadat het vertrouwen zo was bezegeld, waagden de Portugezen zich aan land en mochten op hun beurt genieten van de plaatselijke dranken en spijzen in het dorp. Papegaaien, veren, meel en tropische vruchten werden geruild tegen Portugese kleren, mutsen, hoeden en hemden. De relaties intensiveerden rap en de stemming steeg zo dat ze gezamenlijk begonnen te zingen. De indianen deden de danspassen van de bemanning na en hand in hand met de scheepslui aan zee dansten ze op muziek van doedelzak bespelende Portugezen.
Het kan dus toch, vriendschap tussen mensen die elkaar moeten hebben beschouwd als afkomstig van een andere planeet, dacht ik toen ik dit kostelijke verslag las van de ontdekkingsreis van de Portugese Pedro Alvarez Cabrol. Hij probeerde in het kielzog van Cristoffel Columbus Azie te ontdekken. Een andere blije weergave dateert uit dezelfde tijd en is afkomstig uit Duitsland. Het betreft een zevental vriendelijke illustraties uit Afrika en Azie. Op de Indiase is een man met twee half blote vrouwen en papegaaien te zien. Tussen hen in danst een bloot jongetje dat roept: Mama he. Hoe verwant kun je het hebben. Helaas vormen zij uitzondering op de regel dat de ontdekkingsreizigers meestal overgingen tot oorlogshandelingen.
Het is smullen van de vele illustraties in het boek, met bijzonderheden over oorspronkelijke bevolkingen gezien door de ogen van de Europese ontdekkingsreizigers aan de hand van hun reisverslagen tussen 1400 en 1600. De vreemdelingen werden beschouwd als afstammelingen van Adam en Eva, maar met verschillende gradaties van beschaving. De verslagen en tekeningen ordenen hen op basis van huidskleur, kleren, geloof en eetgewoonten. Hoe meer kleding, hoe hoger de civilisatiegraad. Aanhangers van een religie, hoe verderfelijk ook, stonden hoger op de ladder dan de ongelovigen. Aan huidskleur verbonden de auteurs conclusies: zwarte mensen waren donker geworden door de zon omdat ze dichter bij de evenaar leefden en gestraft vanwege hun verwantschap met een van de zonen van Noah, de altijd zondige Cham, die door God verdoemd was.
Naarmate de reizigers meer kennis vergaarden over mensen met andere gewoonten en uiterlijk, werden de aannames moeilijker te handhaven. Waarom waren de inwoners van Indonesie dan niet zwart, terwijl ze op dezelfde breedtegraad leefden als de Afrikanen? Of waarom droegen ook witte mensen soms slechts een lendendoek? Uiteindelijk vertelt het boek bijna net zoveel over de kijk van de Europeanen als over de bewoners van landen buiten Europa.
Mij moet nog wel van het hart dat de schrijver het anno nu nog steeds heeft over blanken en negers, onbegrijpelijk dat de uitgever dat heeft laten passeren. Jammer is ook dat hij niet even heeft aangestipt dat ver voor de eerste Europese reizigers de moslims al in de 9e eeuw uitgebreide kennis van topografie vastlegden in kaarten van Afrika en Azie, van de omtrek van de aarde bijvoorbeeld. Het zou nog 5 eeuwen duren voordat de Europeanen daarop voortborduurden.
Al in de derde eeuw voor Christus bepaalde de Griek Eratosthenes de omtrek van de aarde door het meten van de zonshoogte.
Eratosthenes had berekend dat, de zon in Syene om 12 uur ‘s middags een rechte hoek met de aarde maakt en in Alexandrië een hoek van 82,8 graden. Het verschil is dus 7,2 graden. Alexandrië en Syene maken dus een hoek van 7,2 graden. Eratosthenes wist dat deze steden 5000 stadia (oude lengte maat) van elkaar lagen. Omdat een cirkel 360 graden heeft, volgt daaruit: 360:7,2= 50 en 50×5000= 250.000 stadia dit is 37.500 km, tegenwoordig weten wij dat de aarde 40.000 km in omtrek is. Dit klopt ook met de berekening van Eratosthenes, want wij weten nu dat Syene en Alexandrië 800 km van elkaar liggen. 800×50=40.000 km.
De Griekse kennis ging verloren na de val van het Romeinse Rijk, totdat de moslims onder Kalief Ma’moun op zoek gingen naar kennis. Ze vonden Eratosthenes en stelden op grond van hun berekeningen tov Mekka de omtrek van de aarde op 1% na nauwkeurig vast. We hebben aan de moslims te danken dat de Grieken zijn vertaald, vernieuwd en doorgegeven.