In de garage tussen de vele kapotte en nog te repareren auto’s, in doordringende benzine en oliegeuren, vertelt de Koerdische (uit Irak afkomstige) garagehouder annex automonteur me kort en laconiek zijn niet te filmen levensverhaal. Op zijn twaalfde met zijn ouders, broertjes en zusjes gevlucht voor Saddam. In hun zoektocht naar een veilig heenkomen vonden ze een oplossing dichtbij huis: zijn ouders hadden joodse voorvaderen. Ze emigreerden naar Israel, waar alleen joden het recht op terugkeer en vestiging hebben en ze kregen een Israelisch paspoort.
Ik zou hem niet geloofd hebben als hij ineens Hebreeuws begint te praten. ‘We woonden een tijd in de Jordaanvallei in een nederzetting. Ik ging er naar school, kreeg in de synagoge een keppeltje op, bad, zong, en danste. Maar we voelden ons er niet thuis.’ Ze wilden er weg en na allerlei omzwervingen kon het gezin in Nederland terecht.
En hij begon weer van voren af aan, ging naar school, leerde Nederlands en begon samen met enkele familieleden in de garage te werken, waar ik hem tref. Zijn Nederlands is perfect. Zijn moedertaal is Koerdisch. Engels en Frans heeft hij op school geleerd. Van mij mag hij zich mister multiculti gaan noemen. Wie kan zeggen dat hij zowel in een moslim als in een joodse en een christelijke omgeving heeft geleefd?
Maar het verhaal is nog niet af. Inmiddels heeft hij zich nog een taal eigen gemaakt: het Arabisch. Want dat kan je namelijk gewoon in Nederland leren op straat, of in een garage. ‘Ik heb het te danken aan de Arabische jongens waar ik nu mee werk’, zegt hij grijnzend. Ik wou het de PVV graag even melden: buitenlanders komen naar Nederland om Arabisch te leren.