Autochtoon Nederland was al multiculti, Meneer Rutte

Met Simin Rafati kwam ik enkele jaren geleden in contact omdat ze mijn boek Checkpoint Jeruzalem in het Perzisch wilde vertalen; eerder vertaalde ze al Jip en Janneke. Ze komt oorspronkelijk uit Iran, woont al lang in Nederland en behaalde hier diverse academische graden.

”Ik vind premier Rutte een ontzettend nauwkeurige en eerlijke man. Alleen wordt de eerste eigenschap wat zwakker wanneer hij probeert loyaal te blijven aan de standpunten van zijn partij in de jaren tachtig. Als hij nu bijvoorbeeld spreekt over ‘Nederland voor de Nederlanders’ en de multiculturele samenleving die mislukt is. Ik kwam juist in de jaren tachtig naar Nederland en wat ik heb meegemaakt bewijst de tegenovergestelde.

In de jaren tachtig waren de mogelijkheden om de Nederlandse taal te leren uitgebreid. Niet alleen waren er talloze betaalde cursussen, maar ook organiseerde de gemeente taallessen welke druk bezocht werden door de nieuwkomers. Ik ging naar het talenpracticum van TU (toen TH) Delft en leerde Nederlands heel snel.

Maar pas tijdens de colleges begreep ik hoeveel Nederlandse talen er eigenlijk bestonden, compleet met eigen uitspraak, accent en uitdrukkingen. Het maakte mijn werk als een buitenlander die dagelijks les kreeg van verschillende docenten niet makkelijker. Maar ik was blij dat Nederlands op zoveel verschillende manieren gesproken mocht worden en mijn Midden Oosterse accent niet de enige afwijkende zou zijn. Toen ik de taal geleerd had en met de anderen kon communiceren, werd Nederlands de gemeenschappelijke taal van mij als Iraniër en mijn Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse kennissen en vrienden. Zonder inburgering en verplichtingen.

Nederland kende al een multiculturele keuken. Nederlanders aten toen al niet uitsluitend stamppot en kroket maar waren trots op nasi en bami. In de winkels bestond (en bestaat nog steeds, gelukkig) de gelegenheid om de gerechten van alle delen van de wereld te bereiden en van te genieten. Ik nam in de vakantie, nasi en bami kruidenmixen naar Iran en maakte deze ook daar voor vrienden en familie. Verrukkelijk vonden ze het. Ik was trots dat ik in een land terecht was gekomen dat de waarden van de andere culturen begreep, waardeerde en niet bang was om deze over te nemen.

Nederlanders waren niet alleen protestant maar iets minder dan de helft van de bevolking was katholiek. Ik was blij, want bij het katholicisme zoals ik het kende, hoorde niet alleen een hoofddoek bij het binnentreden in een kerk maar ook bij de nonnen. Hoe kon mijn sluier ooit een probleem worden? Bij het eerste bezoek aan de musea ontdekte ik de hoofdbedekking die bij de klederdracht hoorde en die ik ook een paar keer bij sommige dames in de bus zag. Gelukkig, Nederland kende én de religieuze én de seculiere hoofdbedekking. Mijn hoofddoek zou nooit een probleem worden.

Het duurde niet lang voordat de Jehova´s getuigen bij mij op de deur stonden om mij te bekeren en natuurlijk hun religieuze standpunten aan te kondigen. Naast agnostici en atheïsten werd ik bekend met een palet van christenen, van wie sommigen zelfs geen koffie of thee dronken. En ik hoorde over de steden waar men zich van top tot teen in zwart aankleedde of de kinderen niet vaccineerde. Gelukkig, als Nederland zoveel verschillende overtuigingen kende die lang vóór mijn komst hadden geleerd elkaar te respecteren dan kon religie toch geen probleem opleveren voor een praktiserende moslim?

Volgens mij is wat de populistische partijen in de laatste jaren proberen te impliceren dat men spijt moet hebben van alles wat Nederland altijd is geweest: een volk dat dankzij een avontuurlijk verleden kennis heeft kunnen maken met meerdere overtuigingen, culturen en talen. Een die zelfs de meest vreemde tradities kan waarderen en gebruiken om de eigen cultuur te verrijken. Is dit een mislukking?”