El Hizjra literatuurprijs proza gewonnen….

Tot mijn stomme verbazing en met trots heb ik de (gedeelde ) eerste prijs van de el Hizjra literatuurprijs voor proza (korte verhalen) gewonnen. Onder mijn voorgangers waren oa Mohammed Benzakour, Abdelkader Benali en Hassan Bahara. Zie el hizjra. Mijn grote dank hiervoor, jury. Volgens het juryrapport:
‘“Fantastisch verhaal met veel zeggingskracht. Vooral de verdieping in een andere cultuur door middel van mystiek is een toevoeging. Het plot en de beelden zijn heel sterk. Alleen het moralistische einde is overbodig.” Ahum, sorry voor het einde dus.

De prijs wordt jaarlijks uitgereikt; el Hizjra betekent de emigratie (van Mohammed van Mekka naar Medina) en wordt hier natuurlijk in overdrachtelijke zin gebruikt. Er is een aantal categorieen van prijzen, proza, poezie, toneel, essays. En alles is gebundeld en uitgegeven in het boekje, dat zojuist is verschenen: Gezicht gezocht. De winnaars van de El Hizjra Literatuurprijs 2012.

Het zijn mijn eerste schreden op het pad van de fictie, dus die oorkonde, die lijst ik in!

Hieronder het begin van mijn verhaal. Een beetje islam, tegen het decor van Jeruzalem, met een vleugje erotiek en een snufje humor. De rest publiceer ik misschien een andere keer, je houdt toch wel van een cliffhanger?

Hitte

Een veelbelovende dag zou het worden, hij voorvoelde het. Het zat in de zwangere, al vochtige lucht van de vroege morgen. Uit het dal van Silwan klom Abdelrahman langzaam de kronkelende weg omhoog die eindigde bij de muren van de Oude Stad. Soms kon hij net een glimp opvangen van immense gouden koepel van de moskee, die het landschap domineerde. Hij grinnikte bij het idee dat hij net zo was als de armzalige worm die zich in het voorjaar uit de aarde omhoog werkt en dan de kracht van de zon voelt. Wat was ook het verschil tussen hen, ze werkten, aten, sliepen en verlangden. Dat was alles. De nederigheid beviel hem. ‘Als je open voor het leven staat, beloont Allah je meteen met de juiste inzichten,’ dacht hij bij zichzelf. ‘En dat is precies wat ik nodig heb vandaag.’

Het was vrijdag en Abdelrahman liep de weg die hij altijd ging naar zijn werk als schoenmaker in zijn winkeltje in de souq. Al was dat een weidse naam voor de donkere ruimte van twee bij twee onder de gewelven waar hij verstelde onder een aan een draadje bungelende gloeilamp. De voorzieningen in hun buurt waren sinds de nieuwe machthebbers de stad hadden veroverd niet meer gemoderniseerd. Maar in de Oude Stad werden niet alleen de winkeltjes door de gedeelde elektriciteitsdraden nauw verbonden, ook hun levens waren met elkaar verknoopt. ‘Het dorp’ noemden ze haar dan ook liefkozend.

Vandaag was hij niet op weg naar zijn werk, maar ging hij naar de zikr, de bijeenkomst van de sufi’s bij wie hij zich nog niet zo lang geleden had aangesloten. Hoewel het pas half acht was, brandde de zon in zijn nek, de eerste zweetdruppels begonnen zich te vormen. Maar hij was sterk door zijn dagelijkse klautertocht en opgewekt van aard, wat eigenlijk vreemd was als je wist wat hij had meegemaakt. Hoewel hij al wat krom liep door zijn ouderdom en vast door de armoede die hij zijn levenlang als juk had meegedragen, was zijn geest flexibel gebleven.

Misschien kwam die veerkracht ook wel doordat hij twee keer weduwnaar was geworden. Voor zijn drie kleine kinderen die zijn trouwe partner op zijn levenspad hem schonk, had hij tot zijn verdriet een nieuwe moeder moeten vinden. En ook Karima was een liefhebbende, zij het iets minder lieftallige vrouw voor hem gebleken, die hij een paar jaar geleden had overleefd. Al het verdriet had hem niet bitter gestemd, in tegendeel, het leerde hem op drie zaken te vertrouwen: op weinig, Allah en op zichzelf, de overlever. Zonder zich daarbij overigens af te sluiten, althans, dat meende hij zelf, want hij was als een jong katje zo nieuwsgierig gebleven.

De immense stadsmuren keken op hem neer, toen hij bijna bovenaan de berg was gekomen. En voor de tweede keer die dag besefte hij hoe onbetekenend zijn leven was. Het eeuwenoude verdriet van de stad, met haar oorlogen, met al haar geplengd bloed, overweldigde hem. Maar ook de importantie en de tastbare aanwezigheid van de drie godsdiensten. Helderder dan ooit zag hij zijn eigen nietigheid, sterfelijkheid. Maar om deel uit te mogen maken van dit geheel, bezorgde hem ook een diep geluksgevoel. Uitgelicht worden boven zichzelf, dat was zijn doel bij de sufi’s, maar had hij nu al bereikt.

Hij liep onder de Nabi Daoudpoort door.