Hoogste tijd om aan geschiedenis van het bos een nieuw hoofdstuk toe te voegen

(gepubliceerd in de Volkskrant, 27 april 2021)

Je hoeft geen boomknuffelaar te zijn om het belang van de relatie tussen bos en mens te erkennen. Twee jaar geleden riepen Zwitserse wetenschappers in Science op om 1 miljard hectare bos te planten wereldwijd. Daarmee zou een belangrijk deel van de CO2-uitstoot kunnen worden gecompenseerd. Even was de wereld onder de indruk. Maar door corona blijkt het geheugen kort. 

Ik zie in Nederland hoe Rijkswaterstaat reuzen kapt langs de weg, hoe blokkendozen van kantoren bosschages platwalsen, projectontwikkelaars bossen onder woonwijken laten verdwijnen en hoe de buren covid-19 spaargeld gebruiken om de berk in mootjes hakken, de tuin met tegels plaveien en te beheksen tot begraafplaats met grafzerk. Vooral geen onderhoud meer op dat postzegeltje aarde. En geen zorg denk ik dan.

De wereld, ook ons land, sprak vorig jaar schande van president Bolsonaro die de longen van de wereld in de Amazone, rustig in rook liet opgaan. Maar Nederland blijkt zelf een massamoordenaar als het om bomen gaat. Nederland behoort binnen de EU tot landen die het meest verantwoordelijk zijn voor ontbossing in Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië, van oer-en regenwoud, vanwege de import van veevoer en palmolie. En jaarlijks verdwijnt er in Nederland zelf 1 procent bos, ongeveer 4000 hectare, dat in verhouding meer is dan de ontbossing van de Amazone.

Ja, er zijn plannen gemaakt door sommige provincies om bomen te planten. Alleen zie ik geen urgentie om ze uit te voeren. Volgens Staatsbosbeheer zijn in 2020 1,6 miljoen bomen geplant. Maar ook 400.000 gerooid. Het is allemaal niet genoeg om het totaal verlies te compenseren.

En toch, de mensheid is verslaafd aan bomen. You name it. Van Amsterdam die stad op palen, tot tandenstokers, van Ikea billy’s tot potlood en van (wc-)papier tot blokjes voor de bbq, van warmte & vuur, tot boten en ski’s. Hout is onze trouwe partner sinds mensenheugenis. En dat is wederzijds, blijkt ook uit de literatuur. De tranen der Acacia’s van Hermans. De kastanjeboom van het Achterhuis van Anne Frank. In Oorlog en Vrede van Tolstoj vergelijkt de jonge weduwnaar, vorst Andrej, zichzelf met een oude eikenboom, die later dan andere bomen weer groen wordt in de lente. Tolkien bedacht de sprekende bomen, ents, de boomherders geboren uit aarde, zo oud als de bergen en die nooit doodgaan. In het to Kill a Mockingbird van Harper Lee over racisme in Alabama leidt de geheimzinnige Boo Radley de kinderen Scout en Jem af met wezenlijker en onschuldiger zaken als lekkers en voorwerpen in een holle boomstam verstoppen. In Noorwegen ‘zingen’ de bossen eeuwig, dankzij Gulbranssen. Recent verscheen er zelfs een spannende gelaagde bijna detective over de kostbare bewerkte vlamberken van Lars Mytting. En vlak de rol van donkere, eindeloze wouden in ons onderbewuste niet uit zoals tot uitdrukking komt in sprookjes, zoals in Roodkapje en Hans en Grietje.

Het is dan ook niet vreemd dat net als volkeren, landen en gebouwen het bos zijn eigen geschiedenis kent. Kijken we naar Nederland dan is het opmerkelijk dat ons land recentelijk bijna geen bos meer had. Oorspronkelijk was dat wel het geval, maar al vanaf de 9 eeuw begonnen mensen steeds meer te kappen voor huizen en als brandhout. Intensieve schapenhouderij en plaggenwinning als mest voor landbouw, veranderden grond in heide en hielpen zo bomen uitsterven. Stuifzandduinen kwamen ervoor in de plaats en tot in de 19e eeuw was ons land vermoedelijk nog maar 1% bedekt door bos.

Met de industriële revolutie in de tweede helft van de 19e eeuw en de uitvinding van kunstmest waren er minder schapen nodig om de landbouw in stand te houden. Fabrieken en mijnen vraten hout en industriëlen begonnen de woeste gronden te gebruiken voor grootschalige bosbouw, met name van dennenbos. En zie, waar heide was geweest verschenen weer bomen. Tegelijkertijd wilden de nouveaux riches zich romantisch kunnen verpozen in bossen en parken en daartoe legden ze landgoederen met afwisselender bossen aan en herintroduceerden loofbomen. Ook Staatsbosbeheer (1899 opgericht) en de Nederlandse Heidemaatschappij zongen een deuntje mee en probeerden op ‘woeste gronden’ meer divers bos aan te leggen. Ze experimenteerden met exoten en zaailingen, die niet altijd goed uitpakten en soms ziekten verspreidden waarbij veel aanplant verloren ging.  Inmiddels stellen experts  dat een bos 350 jaar nodig heeft om te herstellen. Bomen zijn traag, schreef Tolkien al.  Maar de moderne mens lijkt nog langzamer van begrip.

In de relatie met de mens is de boom altijd de underdog geweest. Weliswaar is Nederland weer voor ongeveer 10 % bedekt met bos, veel meer dan in 1850, maar is dat ook relatief veel minder dan andere Europese landen. In coronatijd zijn we allemaal doordrongen geraakt van het belang van de bossen voor ons mentale welzijn. Nu moeten Nederlanders er ook nog wat voor over willen hebben. Opdat wijzelf in ons land adem kunnen blijven halen én de mensheid en de natuur elders ook. Hoogste tijd dat Nederland een nieuw hoofdstuk toevoegt aan de geschiedenis van onze relatie met bomen. Een serieuzere verhouding. Waarin de rollen worden omgedraaid en mensen ten dienste staan van de het bos. Een van zorg en respect. Met minder consumptie, een uitgedunde Nederlandse veestapel – dat konden we in het verleden ook – en een aanzienlijke bijdrage aan de 1 miljard hectare herbebossing. ‘En de bomen in het veld zullen in hun handen klappen,’ staat er in Jesaja.