Kritiek op interpretatie executiefoto’s Indonesië is onterecht

Samen met fotografe en onderzoekster Marjolein van Pagee
(gepubliceerd op Joop.nl 25 oktober 2015))

Fotohistoricus Louis Zweers, René Kok (NIOD) en Erik Somers (NIOD) plaatsten op 21 oktober in een opiniestuk in de Volkskrant een kritische noot bij foto’s van Indonesische geëxecuteerden. Ze twijfelen eraan of de foto’s wel het bewijs leveren voor een standrechtelijke executie. Maar de suggestie dat deze mensen, die met ontbloot onderlijf dood in een greppel liggen, met gewapende Nederlandse soldaten rondom, alleen maar “sneuvelden in de strijd”, is even onlogisch als vergezocht. Elke historicus heeft te maken met bronnen die gecheckt moeten worden op authenticiteit. Waarheidsbevindingen en twijfel maken vast onderdeel uit van zijn of haar taken. Maar wij wij kunnen zelfs met andere bronnen aantonen dat de interpretatie van het drietal onjuist is.

Uit diverse getuigenissen van veteranen blijkt namelijk dat de Indonesische vrijheidsstrijders hun doden, indien mogelijk, meenamen. Bovendien vertellen Nederlandse veteranen die Marjolein van Pagee sprak dat ze bijna altijd van grote afstand schoten, waardoor ze niet eens wisten of ze überhaupt mensen hadden geraakt. De schrijvers van het opiniestuk hebben dan misschien een punt als ze kritisch zijn over een te snelle interpretatie van foto’s. Het is daarentegen zeer onwaarschijnlijk dat Nederlandse militairen de door hen in het gevecht doodgeschoten tegenstanders verzamelden en vervolgens de moeite namen om ze te ontkleden en op een rij te leggen. Gaat het hier niet om seksuele vernedering?

De insteek van het opiniestuk is dat het drietal ons op de mogelijkheid wil wijzen dat er helemaal geen Nederlandse oorlogsmisdaden hebben plaatsgevonden. Zweers reageerde al eerder fel op het onderzoek van historicus Limpach, waaruit blijkt dat het Nederlands geweld in Indonesië tussen 1945 en 1949 niet incidenteel maar structureel was geweest. In dat opiniestuk pleit Zweers voor meer aandacht voor het Indonesisch geweld tegen Nederlanders en Indo’s tijdens de zogenaamde Bersiap periode. Hij noemt de Bersiap een weggemoffelde massamoord.

Saillant detail is dat er eveneens een kritische noot geplaatst kan worden bij een foto uit het boek ‘Koloniale Oorlog’ dat het drietal in 2009 publiceerde. Het boek toont foto’s van gevechtssituaties die toen niet door de strenge censuur zijn gekomen. Toch zien we geen foto’s van executies zoals die in de Volkskrant werden gepubliceerd. Op een van de foto’s in het boek zie je een viertal Nederlandse militairen zich over een slachtoffer buigen. De tekst die origineel op de achterkant van de foto stond is keurig overgenomen: “Een extremist die zich had verborgen. In deze houding wordt hij al aan een verhoor onderworpen.” Precies die foto staat ook in een boekje uit 1995 “Dwaalsporen” geschreven door Ted Schouten die in het voorwoord schrijft: “Ik heb in Indonesië destijds tweeënhalf jaar gezeten … en ik heb daar meegedaan aan oorlogsmisdaden.”

Dit boekje kreeg Marjolein van Pagee van de Nederlandse veteraan Grijzenhout die haar in een interview over de vele misstanden vertelde waar hij als lid van de Inlichtingendienst getuige van was. En juist bij die foto heeft hij met pen het onderschrift veranderd: “Deze ‘extremist’ wordt NIET ter plekke aan een verhoor onderworpen. Deze ‘extremist’ werd ter plekke neergeschoten, en wij waren bang/benieuwd of hij nog leefde.” Grijzenhout lijkt de situatie op de foto te herkennen en uit zijn kritiek op het gekozen onderschrift.

Met andere woorden: als Zweers cum suis al kritiek hebben op de manier waarop foto’s worden geïnterpreteerd, dan geldt dat ook voor de foto in het door hen gepubliceerde boek. Had Zweers als fotohistoricus niet meer moeite kunnen doen om de achtergrond van foto’s zoals deze uit te zoeken? Ook nu weer; het is makkelijk om ons te wijzen waar het mogelijk niet om gaat. Maar hij zou er beter aan doen om vanuit zijn expertise aan de slag te gaan en de foto meer duiding te geven. Daar zouden we allemaal meer aan hebben dan dat we op een onlogisch zijspoor worden gezet.

Wij vragen ons af: welke reden hebben zij om mogelijke oorlogsmisdaden te willen verdoezelen? De enige juiste houding van een historicus is om feiten uit het verleden zo dicht mogelijk te benaderen. De grote Nederlandse historicus Johan Huizinga stelde het zo: Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.

De discussie over ons koloniale verleden heeft geen baat bij vage suggesties zoals deze heren doen. De foto’s kunnen zonder achtergrond informatie misschien niet als hard bewijs geïnterpreteerd worden. Ze laten wel iets zien wat we nooit eerder op beeld zagen. Op die manier voegen ze iets toe.

Het spreekt vanzelf dat er meer onderzoek moet plaatsvinden om deze foto’s te kunnen duiden. Degelijk onderzoek zou eveneens moeten bestaan uit Indonesische bronnen. Die andere kant blijft onderbelicht, het zwaartepunt ligt altijd in Nederland. Door de manier waarop de gruwelijkheden van de Bersiap nu ingezet worden om de aandacht van Nederlandse oorlogsmisdaden af te leiden, blijft het teveel een emotioneel jij-bak debat.

Vooringenomenheid zorgt ervoor dat noch de waarheid over de vreselijke periode van de Bersiap, noch de feiten over de Politionele Acties boven water komen. En daarmee bewijzen deze historici de Nederlandse samenleving, die moet kunnen leren van haar eigen geschiedenis, geen dienst.