Menselijkheid, meneer Rosenthal

‘Libië is een voorbeeld voor de wereld,’ vond George Bush II nog in 2003. Het land hoorde ineens niet meer tot de so called as van het kwaad, nadat het had afgezien van een nucleair programma. Het was kort na de regime change in Irak en het westen kon wel wat steun gebruiken in de regio, dat aan de vooravond stond van een westerse democratiseringsgolf die de regio zou overspoelen zonder dat de bevolking iets werd gevraagd. Regime na regime zou vallen. Als dominostenen.

De VS en Europa bedankten Muammar Khadaffi met wapens en aanhankelijkheidsbetuigingen. Uiteraard in ruil voor de olie van het ruimschoots bedeelde land. Nederland steunde de kolonel met de levering van helicopters voorzien van nachtkijkers. De romance (met enkele crises) duurde voort tot enkele weken geleden. Obama overwoog zelfs nog het land te helpen bij het verkrijgen van nucleaire technologie.

Dat Amnesty International decennia lang bleef hameren op de schendingen van mensenrechten, deed onze belangstelling niet verschuiven naar de bevolking. Nu, na het bloedbad dat Khadaffi onder zijn eigen volk aanricht, maakt onze minister van buitenlandse zaken Uri Rosenthal zich nog steeds geen zorgen om de Libiërs. Hij maakt zich zorgen om onszelf: straks moeten we nog onze poorten openen voor een Libische vluchtelingenstroom. Straks moeten we nog mensen gaan helpen, het moet niet gekker worden.

Toch klinken er  andere geluiden uit Europa, neem bijvoorbeeld de Britse premier. Op 21 februari sprak hij het Egyptische parlement toe: “History is sweeping through your neighbourhood.  Not as a result of force and violence, but by people seeking their rights, and in the vast majority of cases doing so peacefully and bravely.” Hijzelf had de moed erbij te zeggen dat het verkeerd en contraproductief was dat westerse landen autoritaire regimes steunde. Noem het krokodilletranen en gevlei. En een gebaar zonder daden. Maar het is wel het minste was het westen nu kan maken. Het wordt tijd dat wij ook ons menselijke gezicht laten zien. Menselijkheid, meneer Rosenthal. Moeten we uitleggen wat dat is?