Nederlandse en Oosterse trots

En dan zeggen ze dat Arabieren altijd zo trots zijn. Nu gaat dit stukje niet over Arabieren, maar Iraniers en dat is een ander volk. Maar toch. Neem nou onze minister van Buitenlandse Zaken, Uri Rosenthal. Ondanks zijn boetedoening in de Kamer over zijn falend beleid inzake mevrouw Bahrami, wijst hij trots alle hulp- en bemiddelingspogingen tussen hem en Iran af. Terwijl de relatie nu echt koeler dan koud is te noemen.

Los van de kritiek die we hebben op de regering in Teheran, zijn de zetten in het schaakspel van Rosenthal toch wel erg onhandig te noemen. Wij hebben de Iraanse olie toch net iets harder nodig dan zij onze kuikens en slachtmachines. Daarbij komt dat Rosenthal toch wel voorzichtiger mag zijn met het oog op de Nederlanders in dat land.

En om het gisteren allemaal nog erger te maken, sprak hij over de handelwijze van het regime vanwege de geheime begrafenis van Bahrami, dat die ”de aard en het karakter van het regime tekenen”. Nu is de excecutie en de bizarre afvoer van het lichaam zonder meer af te keuren. Maar veralgemeniseren en te wijzen op het foute karakter van het bewind, gaat ook niet echt de Nederlandse diplomatie helpen.

Het doet me denken aan verhalen die ik lees van relatietherapeuten die er altijd op schijnen te wijzen dat het goed fout is als vechtende echtelieden blijven hameren op de ander zijn doortrapte aard. Het brengt een dialoog geen stap verder. En de Iraniers evenmin met hangende pootjes naar het ministerie.