Nederlandse vrouw in bezet gebied


Dr zijn van die posts waar je zin in hebt om ze te gaan schrijven. Dit is er een die ik voortdurend heb uitgesteld. Het gaat over een Nederlandse vrouw die op de bezette Westelijke Jordaanoever woont, ze is geinterviewd in Trouw.
De ondertitel van mijn boekje Checkpoint Jeruzalem dat in 2001 verscheen over de Israelische bezetting van de West Bank luidde: Een Nederlandse vrouw aan Palestijnse kant. Het interview betrof een Nederlandse vrouw aan joodse kant. Ze heet Renee Waterman, en ik hoop van harte dat ze mijn stukje leest.

Ik heb sympathie voor haar als ze vertelt dat ze, uit orthodox-joodse gezin in Nederland afkomstig, in 1982 besluit naar Israel te emigreren. Het gebrek aan veiligheid voor joden was haar motief.

Maar dan. Ze vestigt zich met haar gezin in een nederzetting bij Efrat. De huizenprijzen blijken laag. ‘Ik houd wel van een beetje luxe en dat is hier nog te betalen.’ Op dit punt aangekomen haak ik af. Ik neem aan dat ze waarheid spreekt en naief is als ze ook nog zegt dat ze zich niet heeft gerealiseerd dat ze in bezet gebied woont. Ze schrikt ervan als ze hoort dat de VN-mensenrechtenraad vorige week besloot een onderzoek te willen instellen naar de gevolgen van die nedezettingen voor de Palestijnen. Israel doet op dit gebied toch niets fout?

Welnu, ik wil daarop een voorschot nemen, aangezien ik in Watermans spiegelbeeld leefde. In het Palestijnse dorp waar ik zeven jaar gewoond heb, keken wij uit op een nederzetting, een paar honderd meter verderop. Uit het raam kon ik zien dat ze mooie geasfalteerde wegen afbakenden met fonkelnieuwe lantaarnpalen. Als bij ons in het dorp de elektriciteit uitviel, was de nederzetting een baken in zee, het licht scheen ons tegemoet. En dan die groene gazons. In de eerste zomer dat ik aankwam, kregen we de hele maand juli geen druppel water. Nu had ik kleine kinderen wiens billen regelmatig gewassen moesten worden, dat deed ik dan met gekochte flessen bronwater. Het toilet deed het niet meer omdat het reservoir zich niet meer vulde. Pas aan het eind van de dag spoelde ik de wc door met bronwater dat ik gebruikt had om te koken, voor spaghetti bijvoorbeeld. Die hele maand zonder water was uitzonderlijk. Regel was dat we twee dagen per week recht hadden op water.

Dat mevrouw Waterman zo luxe kan leven, komt omdat haar regering land heeft gestolen en bovendien nooit een cent heeft willen steken in de voorzieningen voor mensen die er eerder woonden dan zij. Sterker nog, het leven wordt hun onmogelijk gemaakt, ze mogen zelfs geen water meer verzamelen in putten, ze mogen niet meer reizen, naar Palestijnse steden, en al helemaal niet om te werken in Israel. Ze krijgen zelfs soms niet eens een verblijfsvergunning om met hun gezin samen te leven.

Ik ken een Palestijnse familie in het dorp Jort al Shama’ naast het Efrat van mevrouw Waterman. Hun voorouders hebben er eeuwen gewoond, waren boer. Sinds jaren worden ze gepest door de inwoners van die stad, ze mogen het water uit de bron niet meer gebruiken om het land te bewerken en hun schapen te hoeden. Hun land is in de loop der jaren onteigend, tegen hun zin. Voor mensen als mevrouw Waterman. De oudste, werkloze zoon van het gezin van 12 kinderen, heeft al in de gevangenis gezeten omdat hij stenen gooide toen het leger kwam om grond af te bakenen.

Ik had een Nederlandse vriendin die getrouwd was met een Israelische hoogleraar. Hij woonde ook in bezet gebied voordat ze hem kende, omdat dat zo goedkoop was. Met de kaart van 1967 erbij, heeft ze hem laten zien waar ze wel en waar ze niet met hem wilde gaan wonen. Ze zijn verhuisd, naar een kleiner appartement in Israel. Zo zou het moeten zijn mevrouw Waterman.

Ik koester nog een beetje hoop uit haar woorden dat ze vindt dat die Mensenrechtenraad maar langs moet komen voor onderzoek. Daarin toont ze zich in ieder geval ruimhartiger dan onze minister van buitenlandse Zaken Rosenthal, die als enige in EU-verband dit wilde blokkeren.