Niks tolerante tradities


Hoewel ik niet wegloop met de introverte manier van verslag geven van Hans Goedkoop, met die dode blik in zijn ogen, wist hij gisteren in de tv-serie over de Gouden Eeuw even ons zelfbeeld van altijd zo tolerant land onderuit te kegelen. Jammer dat hij de humor, zelfspot en de capaciteit ontbeert van Adriaan van Dis om helemaal in een verhaal te kruipen en de kijker daar deelgenoot van te laten zijn.
Maar goed dit terzijde.

Ja, ze kwamen allen naar ons land in de zeventiende eeuw: joden en hugenoten en we ontvingen ze. De protestanten splitsten zich op in arminianen en gomaristen en dat al leefde naast de katholieken. Maar van tolerantie, neen, daarvan was geen sprake.

Naar buiten toe waren we een protestante natie, wat alleen mogelijk was door net te doen alsof de andere gezindten er niet waren. De vergelijking met nu dringt zich op: lang, tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw vonden we onszelf tolerant, maar in de praktijk betekende dat geen respect voor anderen, maar onverschilligheid.

We meenden te kunnen bouwen op een lange traditie. Welnu, die was in de 17e eeuw, toch beschouwd als het hoogtepunt van onze culturele, economische en staatkundige ontwikkeling als land, ook ver te zoeken. De arminianen en gomaristen stonden elkaar naar het leven en Johan van Oldenbarnevelt moest het met zijn leven bekopen op het hakblok, op instigatie van Prins Maurits van Oranje.

Katholieken werden veroordeeld tot gebedsdiensten op zolder (waarvan velen overigens op de hoogte waren) en de joden? Zij werden uitgerangeerd en mochten uiteindelijk bij wet geen geslachtsverkeer hebben met de volbloed jawel Nederlandse dames. Hetgeen in de praktijk betekende dat zij bij de hoeren terecht konden, zij het tegen een hoger tarief dan de plaatselijke heren.

Als troost: als alle gezindten samen ter tafel gingen er er stevig gegeten en gedronken werd, zoals op een paar Gouden Eeuwse schilderijen, kon het toch nog gezellig worden. Lesje leren?