Trouw’s Indische mea culpa

Een opvallende pagina afgelopen zaterdag in Dagblad Trouw. En misschien ook wel een in het vaderlandse geschiedenisboek. Op de voorpagina van bijlage de Verdieping een vergeelde voorpagina uit 1946 met een verslag van onze koloniale oorlog, Daarna nog eens twee volle pagina’s analyse hoe het kwam dat Trouw, zo actief in het verzet tegen de nazi’s, zich zo fel keerde tegen de vrijheidsstrijd van de Indonesiers.

Ontluisterend, ik kan het inderdaad niet anders zeggen: juist het (gereformeerde) geloof, en het antirevolutionaire gedachtegoed (ARP) dat inspiratiebron van veel verzetsmensen was, vormde hier het struikelblok. Blijkbaar neemt de krant haar eigen rol zo ernstig dat de redactie ook een bericht in de nieuwspagina’s plaatst en een hoofdredactioneel commentaar aan de opvattingen destijds. Onthullende verslaggeving, en een moedig mea culpa. Wie weet heeft Trouw hierin een voortrekkersrol om onze kijk op het kolonialisme dat van realisme gespeend is, te herijken. Want laten we wel zijn, in de geschiedenisboeken van onze kinderen, heten Sukarno en Hatta nog steeds Japanse collaborateurs.

Het is alsof de geur van de oude verzetskrant even opstijgt uit die krant van zaterdag. Maar de hedendaagse redactie ontdekte vooral de walm van de eigen burelen uit die tijd. Oprichter en verzetsman Bruins Slot sprak keer op keer in zijn krant zijn afkeer uit over de Indonesische rebellen. Zijn felheid staat in contrast met het beeld dat wij van onszelf hebben van de naoorlogse jaren: de burgerlijke brave spruitjescultuur die heerste tijdens De Avonden.

De gezagsgetrouwe godvrezenden die zich zo moedig hadden getoond tijdens de bezetting, konden zich totaal niet verplaatsen in de strijders tegen het oude koloniale regime. Nee, het ging hier alleen maar om ‘extremistische rebellen die blijkbaar over de Japansche wapenen beschikken.’ Ze waren opgehitst door wat intellectuelen, ook uit Holland.

Trouw en de ARP vormden uiteraard twee handen op een buik: Nederland diende koste van het kost in Indonesie te blijven, omdat het het wettelijk gezag (lees goddelijk gegeven) vertegenwoordigde. Dat beeld klopt precies van de verhalen die ik hoorde over mijn grootouders in Indie. Ze hadden er een taak te vervullen (wederom, goddelijk), ze meenden zich superieur en leunden zwaar op de gereformeerde zuil. Het ging pas over na het debacle in Nieuw Guinea.

Hoofdredacteur Willem Schoonen stelt nu, ‘zonder in termen van ‘goed’ en ‘fout’ te willen vervallen’ dat het gebrek aan inlevingsvermogen voor wat betreft de Indonesische vrijheidsstrijd ‘ de krant niet heeft gesierd.’ Ondertussen wordt er op het internet al veel vuiligheid gespuwd over deze stap. Lafheid, huilie huilie na zoveel jaar.

Het deed me denken aan de wat de tegenstanders van Trouw naar hun hoofd geslingerd kregen in 1946: ‘Landverraders, lafhartige deserteurs’, etc. Ach ja. Ik voor mij denk dat ze de krant leiding zou kunnen nemen in een nieuwe wending over ons zwarte aandeel in de naoorlogse, koloniale geschiedenis van Indonesie. Mark my words, Trouw is haar tijd ditmaal vooruit. Nu ook het vooroorlogse gedeelte nog.