Ze deed het gewoon, mijn vriendin Esseline van de Sande. Lang was ze woonachtig in Damascus en nu kon ze vanuit Nederland het leed van de Syrische bevolking niet meer aanzien. In tegenstelling tot bloggers/commentatoren in de luie stoel zoals ik, nam ze het vliegtuig. Haar doel? Het grootste vluchtelingenkamp van Syrische ontheemden in Jordanie, al Zaatari kamp, met zo’n slordige 100.000 mensen,vermoedelijk zelfs veel meer. Inmiddels de vijfde grootste Jordaanse ‘stad’, ontstaan twee jaar geleden, waarvan de inwoners leven in 12.000 tenten.
Reken maar uit hoeveel man/vrouw/kind per tent. Zonder voorzieningen. In het kale maanlandschap van de woestijn. Unicef heeft aangekondigd eind van deze maand zelfs geen geld meer te hebben voor water. De VN spreekt van de grootste humanitaire ramp sinds de Koude Oorlog en stelt dat – zonder ingrijpen van buitenaf – de helft van de Syrische bevolking, zo’n 26 miljoen mensen hulp nodig zal hebben.
Esseline is in Nederland met de pet rondgegaan en heeft zo een klein sommetje verzameld. Aangekomen bij het kamp, hoorde ze over de noden en sloeg voor het bedrag onder andere 280 paar schoenen in.
De wereld weet wat er gebeurt. De wereld gooit de handen in de lucht. De wereld staat erbij en kijkt ernaar en roept ach en wee.
Gelukkig zijn er nog mensen die echt wat doen. Op een van haar foto’s vrijwilligers die donaties uit het westen proberen te sorteren voor het kamp. Het lijkt onbegonnen werk, maar ze doen het. Zij wel. En Esseline, batal. Held.