Wat een hoop gedoe over die hoofddoek toch elke keer, ik ben er wel klaar mee. Zolang je niemand er mee slaat, wurgt, wat is dan het probleem? In het islamitische Palestijnse dorp op de Westbank waar ik woonde, waren buren aan diverse kanten (er werd nogal kriskras door elkaar heen gebouwd đ ) christelijk. Zij gingen naar de kerk op zondag en de anderen op vrijdag naar de moskee. De hoofddoek, de muezzin, ritueel slachten op straat of in de achtertuin, you name it, het was allemaal geen probleem. Van hun tolerantie kunnen we nog wat opsteken.
Maar dan Nederland. Je mag zowat alles doen met je hoofd, behalve het in een doekje wikkelen. Na Femke Halsema die vanuit haar hoogte meende dat alle moslimdames dom en onderdrukt waren en het ding maar moeten afzwaaien, komt nu de PvdA ook nog eens aankakken met hetzelfde voorstel. In de NRC van gisteren een mooi opiniestuk daartegen in van onder anderen Cylan Weber.
Net deze week ik ontving ik onderstaande bijdrage en wil het graag publiceren om de discussie in de Nederlandse bazar wat op te kalefateren.
“Soms weet ik niet meer waar ik thuis hoor en wat ik ben. Een Nederlander, een moslim, een Nederlandse moslim of een islamitische Nederlander. Ik ben geboren in een veenkoloniaal dorp in Drenthe, vlakbij Groningen, aan de grens met Duitsland. In feite ben ik een echte Nederlander van Germaanse komaf, aangezien mijn voorouders de streek nooit verlaten lijken te hebben, als ik de stamboom mag geloven. Als kind en puber was ik zwaar geinteresseerd in allerlei culturen. Ik verslond boeken over de indianen, over de zigeuners en Afrika. Het was dan ook geen wonder, dat ik verliefd werd op een Algerijn. Mijn ouders waren er niet blij mee in eerste instantie.
âWaarom iemand uit Afrika, terwijl hier in Nederland je aan elke voet tien mannen hebt liggen,â zo sprak mijn vader. Vroeger had hij al eens gezegd: âIk hoop niet dat mijn dochter met een zwarte trouwt.â Mijn ouders zijn niet racistisch. Ze waren eerder bang dat hun kleinkinderen last zouden ondervinden van racisme. Ik begrijp mijn ouders. Mijn zussen zeiden: âHoe kan je nu verliefd worden op een buitenlander?â Ik geloof dat je daar inderdaad voor moet openstaan. En dat stond ik.
Aangezien ik altijd eigenwijs ben geweest, trouwde ik toch een Afrikaan. Uit het Noorden wel te verstaan. Toen hun eerste kleindochter geboren werd uit mijn schoot viel de lichte huidskleur een van de kennissen gelijk op. Zucht, dat viel weer mee. Mijn belangstelling in andere culturen ging zo ver, dat ik integreerde in een andere cultuur: de islamitische. Ik was ervan overtuigd dat ik het ware geloof had gevonden. Een God die mij vol liefde had geschapen; die mij als mijn meest geliefde Vriend nooit in de steek zou laten; met wie ik en alle aardbewoners met mij op welk moment van de dag dan ook rechtstreeks kon chatten, emailen en SMS-en. Nu jok ik wel een beetje, want 20 jaar geleden bestonden die begrippen nog niet eens.
In eerste instantie wist niemand iets van mijn overgang tot de islam. Ik bleef âdat meisje met het bos haarâ, zoals ik altijd al bekend stond. Mijn overtuiging reikte echter zo ver, dat ik voor het befaamde hoofddoekje wilde gaan. In Den Helder, waar ik toen tijdelijk woonde, was ik zoân beetje de enige gesluierde moslima. Al de mensen keken mij aan â of liever gezegd keken ze mijn man aan met een blik van: âJij onderdrukker van de vrouw.â Het liefst had hij dat ik de hoofddoek weer af deed. Maar eigenwijs als ik was, gaf ik niet toe aan zijn smeekbede.
Nu woon ik in het midden van het land. Ik heb bijna al die jaren met moslim collegaâs gewerkt in een islamitische omgeving. Die moslims werden ook mijn kennissen en vrienden. De vriendschappen met de niet-moslims verwaterden. En dat lag, voor zover ik weet, niet aan mij. Misschien dat films als ânot without my daughterâ een rol hebben gespeeld. Islam werd er niet populairder op. Langzamerhand raakte ik steeds verder vervreemd van âde Nederlandersâ, mijn eigen familie uitgezonderd. ”
(Dit was deel een van de bijdrage van Beanoor. Morgen deel 2)