Lachen met gelovigen


(geschreven samen met Frank Bosman, cultuurtheoloog, auteur van: God houdt wel van een geintje. Een kleine theologie van de humor. Verschijnt in november)

Verkorte versie gepubliceerd in GPD-bladen, 5 oktober 2012

Komt een oud wijfje bij de profeet Mohammed, vraagt ze: ‘Kom ik later in t paradijs?’ Zegt de profeet met een twinkeling in zijn ogen: ’Nee voor oude vrouwen is er geen plaats.’ Nadat de vrouw snikkend is weggelopen, roept hij een van zijn helpers en zegt: ’Zeg haar dat Allah heeft beloofd dat de vrouwen in het paradijs puur en maagdelijk zullen zijn.’ (overleveringen)

Hoe vaak hebben we het de afgelopen tijd moeten horen als moslims reageerden op westerse aanvallen op het geloof: ze hebben geen humor. En maar al te vaak wordt in een moeite door gesteld dat er met religieuzen in het algemeen niet kan worden gelachen. Nu blinken de reacties van bepaalde gelovigen op in hun ogen blasfemische humor ook vaak niet uit in fijngevoeligheid. Maar wat gebeurt er als we de zaken een omdraaien? Wellicht is het zo dat de beledigers zich niet meer voor kunnen stellen hoe het is zich gekrenkt te voelen in religieuze gevoelens. En dat dezen daarom hun toevlucht zoeken tot culturele vooroordelen, gebaseerd op gebrek aan kennis en veralgemenisering van gedrag van enkele fundi’s.

De meningmakerij ten opzichte van religie blijkt uit het stelselmatig afvinken van eeuwenoude en nieuwe rituelen en handelingen. Uiterlijke geloofskenmerken dragen in het openbaar als kruisjes, en de nieuwe varianten hoofddoeken en burqa’a’s; de bouw en plaats van gebedshuizen, ritueel slachten, de mogelijkheid van ambtenaren om het geweten te volgen en geen homo’s te trouwen en de jongensbesnijdenissen. Daarbij komt ook het niet meer hoeven betonen van respect jegens een ander geloof.

Ook politici en opiniemakers rationaliseren hun afkeer van die rituelen met allerhande argumenten waarbij de meeste erop neerkomen dat deze primitieve gewoonten nodig gemoderniseerd dienen te worden. Want achterhaald (het moderne achterlijk). ‘Slinger de hoofddoeken af, dames!’ riep voormalig linkse voorvrouw Femke Halsema, en ook later bleek ze niet te kunnen begrijpen hoe paternalistisch en kleinerend zij was.

Wat zit er nu achter deze toenemende intolerantie van onze maatschappij jegens geloof en gelovigen? Dat zijn allereerst de voortschrijdende secularisatie en individualisme. In een tijdperk waarin zelfontplooiing de belangrijkste opvoedingsnorm werd, is voor collectieve waarden steeds minder plaats. Daarbij heeft de ontkerkelijking ertoe geleid dat mensen niet meer bekend en vertrouwd zijn met de inhoud van geloof. Dat gelovigen vrijwillig delen van hun vrijheid opgeven voor een gemeenschappelijk idee staat haaks op het moderne beginsel van zelfontwikkeling.

Het komt algemeen tot uiting in het publieke debat en niet alleen bij de social media en bij populisten die religieuzen afdoen als gekkies en haatbaarden. Ook in de Tweede Kamer zien we bij alle partijen, met uitzondering van de kleine christelijke, zelfs hoe geloof als bedreigend wordt ervaren. De Partij van de Dieren en GroenLinks keren zich tegen ritueel slachten, PvdA en VVD tegen de weigerambtenaar, een partij als het CDA tegen de burqa’a.

Net als de populisten voeren politici en intellectuelen ook het recht op vrijheid van meningsuiting aan als zegevierend boven het recht op godsdienstuiting en bijbehorende tolerantie en respect. Dat deze moderne (en niet grondwettelijke) individualistische uitleg samenhangt met de tijdgeest en niet absoluut is, zien zij niet in. Nee, de nieuwe invulling hiervan is superieur, de enig mogelijke en gaat boven de conservatieve, vermoeide en onveranderbare godsdienstige rituelen, handelingen en uitleg. Dat moslims, joden en christenen deze zaken wel erg serieus nemen maakt hen in de ogen van de seculieren fanatiek en daarmee humorloos.

De vertegenwoordigers van deze nieuwe seculiere religie zou wat meer bescheidenheid passen. De meerderheid van de wereldbevolking is religieus. Politici en opiniemakers doen er goed aan zich terughoudend op te stellen in hun oordeel over gelovigen, die een grote minderheid vormen in Nederland. Echter zonder blind te worden voor religieus gefundeerd geweld. En eveneens zonder de vrijheid van meningsuiting te beknotten, die de (satirische) religiekritiek insluit. Enige atheistische zelfreflectie, relativering en humor zouden geen kwaad kunnen.