Normen en waarden zijn weer hip in de verkiezingscampagnes. Veel politici vinden dat de maatschappij, cq. de Boze Burger, daarin heropgevoed dient te worden. Nu ben ik een groot fan van Spinoza, en in zijn Staatkundige Verhandeling las ik onlangs veel zaken die onze politici, van alle pluimage, zich op hun beurt kunnen aantrekken. Want die Boze Burger mag dan allerhande plichten verzaken en alleen maar zijn rechten opeisen, de politicus faalt jammerlijk in het creëren van eendracht, zoals Spinoza het noemt; naast de garantie van vrede, veiligheid en rust, het bestaansrecht van de politiek.
!–more–>
Over politici zegt Spinoza: ‘Het kan natuurlijk niet dat degenen die met het gezag zijn bekleed, dronken of naakt met de hoeren over straat lopen, of de hansworst uithangen, of openlijk de wetten overtreden, of misprijzen, die ze zelf hebben uitgevaardigd, en toch hun waardigheid bewaren.’ Nou god verhoede, hansworsten zijn ze misschien niet, maar eigen wetten misprijzen doen ze wel en ik hoor ook hoe ze spreken over anderen die hun niet welgezind zijn: dat ze moeten ‘opzouten’ (gemeenteraadslid VVD), ‘oprotten’ (PvdA burgemeester) en ‘oppleuren’ (premier). Dat past niet echt bij waardigheid, dunkt me, bovendien plaatsen zij zo groepen buiten de samenleving. Dan faal je wel hard in Spinoza’s filosofie.
Hoe zat het ook al weer met de geschiedenis van de staat? De staat biedt de burger veiligheid, de garantie onder andere dat hij niet zomaar gedood kan worden door een ander, iets wat in de natuurstaat voor onzekerheid zorgde. De staat biedt de burger veel meer voordelen, waarbij deze wel individuele rechten inlevert, om te kunnen profiteren van de samenwerking met anderen. Door de afspraken met de staat kan de burger bijvoorbeeld niet meer alles doen waar hij zin in heeft, of iets kapot maken. Daarvoor krijgt hij een fietspad of snelweg, zorg, scholing en defensie terug.
Maar de nieuwe angstige boze burger vindt dat de voordelen van de staat niet meer opwegen tegen het verlies van zijn rechten. Heeft geen zin meer in plichten. Zowel burger als politicus zijn in de afgelopen decennia door al die welvaart steeds meer de morele basis vergeten van al die ordening: verdedig het recht van de ander evenzeer als was het uw eigen. En: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook de ander niet.
Politici hebben zich als marktkooplui tegen hun collega’s kapot geschreeuwd om uitsluitend de (materiele) voordelen van de staat te verkopen. En omdat het minder populair is, hebben ze bijdragen van de burger ten opzichte van de ander verwaarloosd, de ideologische component van de afspraken onderling die de maatschappij samenbinden. Een leegte die culmineerde in introductie van marktwerkingen her en der, zonder moraal en solidariteit. Politici hebben ook zelf niet laten zien deel van een geheel uit te maken, maar vechten in de politiek voor eigen glorie. Een junglementaliteit. En zijn daarmee niet anders dan de boze burger.
Hoe actueel met social media in het achterhoofd is het als Spinoza schrijft dat mensen in de basis vinden dat iedereen moet goedkeuren wat zijzelf goedkeuren en afkeuren wat zij afkeuren. En dat mensen vooral in een gemoedstoestand handelen: ‘We zijn eerder geneigd tot wraakzucht dan tot mededogen. We proberen elkaar de loef af te steken en wie dan als overwinnaar uit de bus komt, glorieert nog meer over het feit dat hij de ander benadeeld heeft, dan dat men er zelf beter van is geworden’. Trump, Wilders, reaguurders/twitteraars, zijn er meester in. We willen de ander vooral onderwerpen en vernederen en daar lol aan beleven. Het typeert de moderne politicus dat hij net zo goed mee doet aan het spelletje van vernedering, onderwerping door oerkreten als oppleuren te bezigen.
Hoe moet het anders? Hoewel we elkaar van nature vijandig zijn, moeten we inzien dat iedereen handelt volgens een natuurwet, elk individu meent oprecht dat wat hij nastreeft het beste is. Daarbij gaat veel fout omdat hij/zij zijn gemoedsrust boven de rede stelt. De burger ziet zichzelf niet als een deel van een geheel, van de natuur, maar volgt zijn drift om zichzelf te handhaven. Hij gaat dan tegen het belang van zijn naaste in, wat de staat niet kan toestaan, omdat het inbreuk maakt op zijn eigen macht. Als een tweede en een derde persoon dan ook zo leven, is er geen staat meer. Tegemoetkomen aan de bange/boze burger en de over-individualistische samenleving zijn daarvoor reële gevaren.
De staat moet er juist voor waken dat de maatschappij niet verwordt tot die jungle waar het recht van de sterkste heerst. Een strijd waarin iedereen recht heeft op alles. Mijn hemel, Baruch Spinoza, we need you, we denken nu echt zo!! Het is allereerst aan de politici om voorbeeld te geven in rationeel handelen: door het staatsbelang boven individueel en eigen belang stellen. En dat mag hij/zij ook van de burger eisen. Iedereen is deel. Dus vooral niet als minister Schippers gaan roepen dat een clubje zich superieur voelt, boven inferieure anderen blijkbaar. Niemand pleurt op in een rationele maatschappij.
En nee, dit is niet genant: door vaker te laten klinken dat het ‘heb uw naasten lief’ (ook categorisch imperatief van Kant) de basis van onze samenleving is. Dat iedereen het recht van de ander evenzeer moet verdedigen als ware het zijn eigen. Door te laten zien dat menselijke macht erg beperkt is. En vooral voor te houden dat burger noch politicus eigen god mag spelen.
In Bennema’s strafrede contra ‘de boze / bange burger’ speelt de Staat ten opzichte van zijn burgers een overtreffende rol. Beetje een goddelijke lijkt het wel, wat ik overdreven vind. Een Staat – is dat geen ander woord voor Regering? – wordt gewoon bemand door mensen: een Koning, een dictator, gekozen vertegenwoordigers, en die kunnen allemaal vis-à-vis hun onderdanen makkelijk te kort schieten. De Geschiedenis bewijst dat, Spinoza ‘we need you’ erbij slepen helpt niet.
Als nu bij ons het Recht qua handhaving ernstig tekort schiet – wat mij als ‘Boze Burger’ het geval lijkt – mag onze Regering niet verbaasd opkijken dat die burgers tot zelfverdediging overgaan. Dat is meer gebeurd. Denk maar aan die oude Veemgerichten die een reactie waren van bange ‘burgers’ en boeren op een zwakke rechtsbedeling van Toen. En in de Tweede wereldoorlog had je hier boze verzetsstrijders die particulier de wapens tegen de bezetter opnemen. Hoe haalden ze het in hoofd? Hadden ze nooit van Spinoza gehoord? Terecht werden ze ‘illegalen’ genoemd.
Verder vind ik B.s verhandeling over de menselijke natuur onbegrijpelijk. Om het vriendelijk uit te drukken. Dat moet over. Vooral die 7e alinea. Een vleugje culturele antropologie kan helpen.
Beste HPax,
U richt zich kennelijk niet rechtstreeks tot mij, maar ik mij wel tot u. Dank voor uw reactie allereerst.
Ik heb dit stuk geschreven nadat ik de Staatkundige Verhandeling van Spinoza las. Vandaar dat ik het over de staat heb.
Verder, dat u iets onbegrijpelijk vind, kan natuurlijk. Maar mij is niet duidelijk waarin er wat aan schort. Please do explain.
met vriendelijke groet
tineke
Dank voor uw reactie,
De totale onbegrijpelijkheid van uw Spinozistisch gevoede uitval tegen de ‘bange / boze burger’ schuilt in de 7e alinea van uw opstel. Eigenlijk kan ik niet zo goed uitleggen wat ik daar onbegrijpelijk aan vind, want kon ik het, ware het mij niet zo onbegrijpelijk. Maar goed, ik voel mij verplicht en kom met het volgende.
U schrijft (1): ‘Hoewel we elkaar van nature vijandig zijn, moeten we inzien dat iedereen handelt volgens een natuurwet’. Welnu, waar komt dat correctieve ‘MOETEN WE INZIEN’ zijnsmatig vandaan? Behoort die imperatief ook (niet?) tot de orde van (onze) Natuur, zoals het door u genoemde ‘feit’ ‘dat we elkaar van nature vijandig zijn’? Overigens, dat laatste, is dat zo? Of zegt u keihard dat elkaar vijandig behandelen normaal is, ‘een natuurwet’? Alleen het woord ‘hoewel’ is dan niet op zijn plaats.
U schrijft (2): ’De burger ziet zichzelf niet als een deel van een geheel, van de natuur, maar volgt zijn drift om zichzelf te handhaven’.
En opnieuw impliceert u dat 1. de ‘burger’ iets moet, namelijk inzien dat hij deel is van een ‘geheel’ vormende natuur’, en/maar 2. hij daarin wordt belemmerd door zijn drift. En ‘da capo’ doemt de vraag van dat ‘moeten’ op. Waar komt die dwang dat commando vandaan? Uit de natuur? Maar behoort die driftige burger daar ook niet toe? En / of bestaat ‘natuur’ inderdaad uit strijdige elementen en compartimenten, maar wat kan die ‘burger’ daar nu aan doen? Hoogstens er de gewillige speelbal van zijn, want de natuur is onherroepelijk de natuur, en zoals u het zelf schrijft nog ‘een geheel’ ook. Maar goed, je hebt ook strijdige gehelen. Of bestaan er per unieke soort meerdere Naturen?
U gebruikt ‘natuur’ als prullenmand of als provisiekast al naar gelang het u uitkomt. Maar punt is dat wat de uitleg van luimen en instellingen betreft, de menselijke Natuur hoogstens een gammele hypothese is. De mens, wie Hij echt is, zijn Natuur zullen we wel nooit te weten komen. Een flauw vermoeden nog komt van de culturele kant en dat was wat ik impliciet bedoelde met de laatste woorden uit mijn primaire reactie: ‘Een vleugje culturele antropologie kan helpen.’
Geachte,
Gammele hypothese? Ik zou u willen aanraden Spinoza te lezen, dan worden al uw vragen beantwoord. Spinoza stelt dat de mens pas echt bevrijd is als hij inziet dat hij tot een geheel behoort, die hij noemt: God of de Natuur. Dat inzicht is niet ‘moeten’ in de zin van een wettelijke of morele verplichting oid zoals u dat opvat, maar in de zin dat de mens beter af is, gelukkiger, als hij tot dat inzicht komt.
met vriendelijke groet, en excuses voor de late reactie,
tineke