(Gepubliceerd in NRC 14 augustus 2023)
Het is vlak na de massamoord op de inwoners van Banda door Jan Pieterszoon Coen in 1621 dat hij van de Heren Zeventien (het bestuur van de VOC) een berisping ontvangt. Ja, het was allemaal wel erg wreed geweest, vooral het martelen en onthoofden van de inheemse bestuurders. Maar toen ze eenmaal vernamen dat de winst van de nootmuskaatoogst wel honderden keren meer opleverde dan de investeringen, stapten ze snel over hun bezwaren heen en beloonden Coen met drieduizend gulden.
Over het Nederlandse koloniale verleden in Indonesie oordelen we sinds vorig jaar hard, en spreken we van structurele geweldsexcessen, als het om de handelingen van de KNIL gaat na 1945, zij het niet van oorlogsmisdrijven. Inmiddels demissionaire premier Rutte wilde verder niet oordelen over onze koloniale voorouders met de meetlat van toen. En tijdens zijn excuses speech over de Nederlandse slavernij formuleerde hij hetzelfde subtiel: dat we dat veroordelen ‘levend in het hier en nu’. Daarop is in het parlement en daarbuiten wel wat kritiek gekomen, maar de vraag wordt niet gesteld wat die normen van toen dan wel inhielden: hoe algemeen verspreid en wie bepaalden ze eigenlijk?
De gelauwerde, maar in vergetelheid geraakte documentaire Moeder Dao uit 1995, toont de totale koloniale onderwerping zowel van de Indonesiërs als de Indonesische natuur met beelden gemaakt tussen 1912 en 1933. Ontbossing en gebruik van explosieven voor egalisering voor plantages. Kinderen die nog maar een paar jaar eerder hadden leren lopen, controleren in de geulen op de plantages tabaksplanten, vrouwen stapelen de gedroogde bladeren op, mannen lopen in een tredmolen om ze te pletten en in enorme balen te stoppen. In lange rijen dragen ze die naar de schepen. En dan meren deze af naar het koloniale moederland met de vrucht van hun aller arbeid. De films dienden als propagandamateriaal voor Nederland. Documentairemaker Vincent Monnikendam maakte daaruit een selectie van anderhalf uur. De Indonesiërs worden gepresenteerd als getemde productiemiddelen. De weldoorvoede kolonialen in witte pakken zijn in beeld als opzichter. Ze lachen, amuseren zich en laten zich in groepjes rondvaren door enkele broodmagere roeiers.
Maar meer nog dan de hiërarchische verhoudingen legt deze stomme film het oog van de koloniale filmmaker bloot. Nederlanders waren ziende blind voor de menselijkheid, de verlangens en de wil van het Indonesische volk. Monnikendam voegde daarom hun stem alsnog toe in de vorm van gedichten. Honger is als een sluwe zwarte kraai/Honger is als de duivel die preekt over dictatuur/Miljoenen kraaien zijn donkere wolken/Zij stelen mijn ziel/Kraaien zijn angstaanjagend/Hoop is opstand voor arme mensen
Was het anachronistisch van Monnikendam door zijn kennis van nu erin te vervlechten? Hij illustreerde wat de Nederlandse kolonialen verzwegen, maar weldegelijk wisten, over honger (de gefilmde gaarkeukens) en uitbuiting (soms 15 uur per dag werken, kinderarbeid). Over de grote opstanden van nationalisten, communisten en moslims voor zelfbestuur in de jaren waarin de film tot stand kwam, (bewegingen die bloedig werden neergeslagen). Maar dat laatste filmden de makers niet.
De heersende Nederlandse normen vloeiden voort uit een door militairen ondersteund agro-industrieel systeem gebaseerd op racistische uitbuiting van inheemse mensen en natuur. Dat de mores van de kleine groep witte Nederlandse machthebbers van enkele honderdduizenden overheersend werden, kon alleen omdat zij gewelddadig waren opgelegd aan een grote meerderheid van het land van 60 miljoen Indonesiërs.
Indonesiërs verzetten zich waar ze konden vanaf het begin van de bezetting tegen het Nederlands kolonialisme. Waarom worden hun normen niet gezien als geldend in die tijd? Hun visie buiten beschouwing laten is een echo van de houding van de Nederlandse koloniale minderheid die hun het zwijgen oplegde.
Wat ook buiten het huidige debat is gebleven is beoordeling op basis van de eigen normen van toen. Kolonialisme nam een vlucht vanaf de zeventiende eeuw. De Verlichting die volgde ontwikkelde een rationele ideologie van gelijkwaardigheid: alle mensen waren gelijk geboren en humaan. Dat viel moeilijk te rijmen met uitbuiting van anderen en vroeg om een ideologische oplossing. Schrijver Kenan Malik noemt dat in zijn net verschenen boek Not so black and White de paradox van gelijkheidsideologie: racistische geitenpaadjes werden gedacht om het idee van de winstgevende kolonialisme te behouden. Sommige groepen gedoemde gekleurde mensen moesten het werk van edeler witten doen.
De humanistische ideeën kregen in westerse landen wel vorm, eind 19e en 20e eeuw bijvoorbeeld zelfs met democratisch stemrecht en wetgeving gericht tegen uitbuiting van arbeiders. De eerste Nederlandse sociale wet werd in 1874 aangenomen, het Kinderwetje van Van Houten tegen kinderarbeid. Maar menselijkheid hield op aan de Nederlandse grens. Ook al was er een kleine groep die de hypocrisie aan de orde te stelde, zoals Multatuli, E. du Perron. Politici, het parlement, de regering in Nederland waren ook bekend met werk van eerdere schrijvers, wetenschappers, filosofen, die erop wezen dat mens en natuur gerespecteerd dienden te worden, Spinoza, Hugo de Groot, Diderot, Schopenhauer, Goethe, de radicale verlichters. Ook de strenge christelijke moraal doordrong mensen ervan hoe ze een naaste moesten behandelen, als zijzelf. Maar kolonialen verzonnen uitvluchten waar ze zelf in gingen geloven.
De Heren Zeventien hadden Coen ook kunnen ontslaan met de normen van toen. Lang heeft Nederland gedaan of het niets wist over mensenrechtenschendingen in oost en west. Vervolgens hanteerden regeringen het standpunt van verjaring. Ook dat was niet houdbaar toen nazaten uit de oost en de west zich roerden. En dan nu is er het axioma van ‘de normen van toen’ passend in de zwijgcultuur rond het kolonialisme waarvoor Nederland nog steeds geen volledige rekenschap wil afleggen. Niet in woord, en niet met geld. Het probleem is juist de normloosheid van de kolonisten en de straffeloosheid door het moederland. De enige norm die gold was eigen belang dienen. Winst maken.
Dat moet aan de kaak worden gesteld. Op grond daarvan kunnen we onze koloniale voorouders er verantwoording roepen. Sterker nog, dat moeten we doen om ervan te leren en niet in dezelfde fouten te vervallen. Verrijking door een kleine minderheid, uitbuiting en schade van de aarde en klimaat, ontmenselijking van migranten, gepaard met geweld. Komt dat niet bekend voor?